herhaling pv, wg, o, lv
Nieuw: werkwoordelijk gezegde met "te" en "aan het"
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Als je de zin vragend maakt, komt de pv vooraan te staan
Bijvoorbeeld: Henry maakt zijn huiswerk
Vragend: Maakt Henry zijn huiswerk?
Maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd
Maak van de verleden tijd de tegenwoordige tijd
Bijvoorbeeld: Marko voetbalt iedere avond
Andere tijd: Marko voetbalde iedere avond
Maak van meervoud enkelvoud
Maak van enkelvoud meervoud
Bijvoorbeeld: Henk fietst door de straat
Getal veranderen: Henk en Jessica fietsen door de straat
Deze werkwoorden horen bij elkaar, maar staan niet bij elkaar in de zin. Bijvoorbeeld bij "nakijken" of "wegbrengen"
Bijvoorbeeld: Moeder brengt haar kinderen weg
wg = brengt weg
Wie/wat + pv
Bijvoorbeeld: Paul loopt naar buiten.
Wie loopt naar buiten? Antwoord: Paul
Paul = onderwerp
Bijvoorbeeld: De computer is stuk
Wat is stuk? Antwoord: de computer = onderwerp