Herhalen woordsoorten- vragend vnw. = wie, wat, welk(e), wat voor een?
- aanwijzend vnw. = die, deze, dit, dat -->
- betrekkelijk vnw. = verwijst terug naar een antecedent die, dat, wie, wat <--
- onbepaald vnw.: verwijst naar een vaag iets of iemand (niet, iets, niemand, men, elk, iedereen)
- hoofdtelwoord: geeft een hoeveelheid aan (bepaald = precies, bij onbepaald weet je de hoeveelheid niet)
- rangtelwoord: geeft een plaats in een rij aan (podiumwoorden)
-
voegwoord = plakt twee zinnen aan elkaar (nevenschikkend plakt twee hoofdzinnen aan elkaar, onderschikkend een hoofd- en bijzin)
- bijwoord =
- zegt iets over een ww (snel typen)
- zegt iets over een bnw (heel leuk truitje)
- zegt iets over een bw (heel erg leuk truitje)
- geeft een plaats aan (hier, daar, links)
- geeft een tijd aan (nu, soms, plotseling)
- alle andere vraagwoorden (waar, hoe, wanneer)
- prullenbak (hoe, wel, ook, toch, nauwelijks)