2C 3 juni Taalverzorging herhaling H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2,3

2C Nederlands

3 juni 

Planning

• Voorlezen
• Herhaling Taalverzorging H4 

Voorlezen

Katvis

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Wat is de persoonsvorm?

De bakker gaf de klant een zak broodjes.

1. De klant
2. De bakker
3. Een zak broodjes
4. gaf

Wat is het onderwerp?

De bakker gaf de klant een zak broodjes.

Wat is het gezegde?

De bakker gaf de klant een zak broodjes.

Wat is het lijdend voorwerp?

De bakker gaf de klant een zak broodjes.

Wat is het meewerkend voorwerp?

De bakker gaf de klant een zak broodjes.

Wat is het lijdend voorwerp?

Peter stuurt zijn vakantiefoto's aan zijn oma.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Peter stuurt zijn vakantiefoto's aan zijn oma.

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn zus heeft mij vanochtend een kaart gegeven.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Mijn zus heeft mij vanochtend een kaart gegeven.

Verwijswoorden

Als ergens een bezit achter staat, dan gebruik je

1. mij
2. mijn

Wat is juist?

Wat is jou/jouw mening?

1. jouw
2. jou

Wat is juist?

De fiets die daar staat, is van mij/mijn

1. mij
2. mijn

Wat is juist?

Hij heeft al me/mijn snoepjes opgegeten.

1. me
2. mijn

Wat is het verkleinwoord van pop?

Wat is het verkleinwoord van crème?

Wat is het verkleinwoord van glas?

1. glasje
2. glaasje

Wat is juist?

puberteit of pubertijd

1. puberteit
2. pubertijd

Wat is juist?

majesteit of majestijt

1. majestijt
2. majesteit

Zelf aan de slag

Nieuw Nederlands -> hoofdstuk 4 --> extra opdrachten --> Taalverzorging grammatica/formuleren/spelling