2V - Nederlands les 2 ww-spelling

Nederlands
Woensdag 17 januari  
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
Woensdag 17 januari  

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling
Leerdoelen van deze les:
  • Ik kan voltooid deelwoord correct spellen. 
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen. 

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling - Wat weet je nog?
Hoe vind je de persoonsvorm?

Hoe vind je de ik-vorm?

Hoe bepaal je of je -de(n) of -t(en) schrijft in de verleden tijd? 
1. Vraagzin maken
2. Tijdproef (tt - vt)
3. Getalproef (ev - mv)
Door '-en' van het werkwoord af te halen. Je kijkt dan naar de laatste letter. Zit deze letter in 't Kofschip?
  • Ja = t
  • Nee = d

Slide 3 - Slide

Herhaling persoonsvorm 
De persoonsvorm (pv) kun je dus op drie manieren vinden: 
  1. een vraagzin maken, de persoonsvorm komt dan vooraan in de zin te staan;
  2. de tijdproef (tt-vt), de persoonsvorm verandert;
  3. de getalsproef (ev-mv), de persoonsvorm én het onderwerp verandert. 

Slide 4 - Slide

Herhaling persoonsvorm (de ik-vorm)
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) schrijven. Bij de spelling van zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd ga je uit van de ik-vorm. 

Hoe vind je de ik-vorm?
Je haalt van het hele werkwoord (het infinitief) de laatste twee letters (-en) weg. 
VB: helpen - help

Soms moet je een extra letter weglaten of toevoegen of verandert er een letter. 
VB: redden --> red
        vrezen --> vrees

Slide 5 - Slide

Herhaling persoonsvorm verleden tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvtt) van zwakke werkwoorden:



Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, etc.)
ik-vorm + de of te
ik stuurde, jij hoestte
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij stuurden, zij hoestten

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog van het volt. dw.?
Is het woord dat je nog moet invullen een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
1. Hoeveel geld ... (besteden) jij per jaar aan de kapper?
2. Kylian heeft de brief in het Engels ... (vertalen).
3. Volgens mij heeft de buschauffeur zich ... (vergissen)?

4. Natasja ... (bestellen) nieuwe fietsonderdelen online. 
5. Door de wind was een aantal bomen ... (ontwortelen). 
6. E-mails ... (beantwoorden) ik meestal meteen. 

Slide 7 - Drag question

Werkwoordspelling - het voltooid deelwoord
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Sommige voltooid deelwoorden eindigen op -en. Een voltooid deelwoord kan ook op een 'd' of 't' eindigen. Net zoals bij de persoonsvorm verleden tijd, gebruik je dan 't Kofschip om te bepalen of het gaat om een 'd' of 't'. 

Slide 8 - Slide


Vroeger ... (lusten) Hugo geen asperges, maar nu ... (vinden) hij ze heerlijk.
A
luste, vind
B
luste, vindt
C
lustte, vind
D
lustte, vindt

Slide 9 - Quiz


Ilja heeft de brief ... (beantwoorden) waarin een advocaat hem ervan ... (beschuldigen) dat hij zijn dieren ... (verwaarlozen). 
A
beantwoord, beschuldigd, verwaarloosd
B
beantwoord, beschuldigt, verwaarloost
C
beantwoort, beschuldigt, verwaarloost
D
beantwoordt, beschuldigt, verwaarloosd

Slide 10 - Quiz


Edwin was ... (verbazen) toen hij de vergrote foto's van zijn verbrijzelde voet zag.
A
verbaasd
B
verbaasdt
C
verbaast

Slide 11 - Quiz


Die bekende politicus ... (worden) nog altijd ... (beveiligen)
A
wordt, beveiligt
B
word, beveiligd
C
wordt, beveiligd
D
word, beveiligt

Slide 12 - Quiz

Werkwoordspelling - het bijvoeglijk naamwoord

Te koop: een geest in een fles
In een nogal dwaze advertentie bood een excentrieke Amerikaan onder de naam Aladdin ooit een waardevolle fles te koop aan waarin volgens hem een geest zat. Hij wilde de lege fles kwijt, omdat die geest hem lastigviel. In heldere bewoordingen gaf hij aan niet verantwoordelijk te zijn als de boze geest zou ontsnappen. Nadat de aanbieder een halve maand gewacht had, kwam het bieden zowaar op gang. Er zijn altijd naïeve mensen die interesse hebben in gekke producten. Het finale bod was 50.922 dollar.
Lees de tekst hieronder en noteer tien bijvoeglijke naamwoorden. 

Slide 13 - Slide

Welke tien bijvoeglijke naamwoorden herkende je in de tekst?

Slide 14 - Open question

VOORBEELDEN
  1. De trui is gebreid. - De gebreide trui.
  2. Het werkstuk is geprint. - Het geprinte werkstuk.
  3. Het kind werd gered. - Het geredde kind.
  4. Het schilderij is gestolen. - Het gestolen schilderij. 
Werkwoordspelling - het bijvoeglijk naamwoord
Zoals je misschien nog wel weet geeft een bijvoeglijk naamwoord extra informatie over een zelfstandig naamwoord.
BV: De lege fles of een halve maand
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn ingewikkelder om te schrijven. Een voltooid deelwoord kan namelijk ook als bijvoeglijk naamwoord geschreven gebruikt worden.
Als je een voltooid deelwoord als bijv. nw. schrijft, dan schrijf je dit zo kort mogelijk. Zie 'voorbeelden'. Het mag alleen zo kort mogelijk, als je het nog goed kunt uitspreken. Zie het voorbeeld van 'het geredde kind'. Als je 1 'd' schrijft, dan klopt het werkwoord niet meer als je het uitspreekt.

Slide 15 - Slide

Aan de slag! 
In de volgende slides oefen je met het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord. 

Let goed op of er een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden' in de zin staat, dan is het vaak een voltooid deelwoord.
Als er iets gezegd wordt over een zelfstandig naamwoord, gaat het vaak om een bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 16 - Slide

Wat weet je al over het volt. dw.?
Is het woord dat je nog moet invullen een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
Het vergrootte sportcomplex wordt morgen geopend. 

Slide 17 - Drag question


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Na de hardlooptraining heb ik me meteen ... (douchen)
A
gedoucht
B
gedouchd
C
gedouchdt

Slide 18 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).
A
gestoot
B
gestooten
C
gestoten
D
gestootten

Slide 19 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Elze heeft de klemmende deur ... (bijschaven).
A
bijgeschaaft
B
bijgeschaafd
C
bijgeschaafdt

Slide 20 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De ... (uitbreiden) bakkerij heeft een gezellige koffiehoek.
A
uitgebreide
B
uitgebreidde

Slide 21 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.
A
getwijfelt
B
getwijfeld
C
getwijfeldt

Slide 22 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De ... (verven) stoelen blijven zwart. 
A
geverfte
B
geverfde
C
gevervte
D
gevervde

Slide 23 - Quiz

Eindopdracht
Je maakt de volgende opdracht op papier of WORD. Bij de volgende slide kun je een foto van je werk inleveren.
Je krijgt nu werkwoordsvormen door elkaar. Noteer het werkwoord in de juiste spelling. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd. Tip: bepaal eerst om welke werkwoordsvorm het gaat. 

  1. Linda heeft haar vriend vaak ... (bespieden), omdat ze hem niet ... (vertrouwen).
  2. Met .... (ontbloten) schouders ... (wachten) de gewonde militair tot de arts zijn wond zou ... (hechten). 
  3. Met die vermomming probeer ik te ... (verhoeden) dat men mij ... (herkennen).
  4. Na de brand keken de gedupeerden ... (huilen) naar hun bezittingen, terwijl familieleden hen ... (troosten), maar dat ... (verzachten) hun leed nauwelijks.
  5. Een ... (beboeten) automobilist ... (ontbranden) vaak in woede jegens de agent die hem heeft ... (bekeuren).
  6. Jitske ... (vermoeden) nog steeds dat haar broer de erfenis ... (verkwisten).

Slide 24 - Slide

Werkwoordspelling
Leerdoelen van deze les:
  • Ik kan voltooid deelwoord correct spellen. 
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord correct spellen. 

Slide 25 - Slide


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De verdachte heeft steeds ... (ontkennen) dat hij bij de inbraak betrokken was. 
A
ontkend
B
ontkendt
C
ontkent
D
gevervde

Slide 26 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De militairen brachten de ... (bevrijden) gijzelaars naar het hospitaal.
A
bevrijdde
B
bevrijde

Slide 27 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Heeft je vriend je ... (beloven) dat hij altijd alles eerlijk ... (vertellen).
A
beloofd, verteld
B
belooft, vertelt
C
beloofd, vertelt
D
belooft, verteld

Slide 28 - Quiz


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Ik kan niet goed studeren in die slecht ... (verlichten) kamer.
A
verlichtte
B
verlichte

Slide 29 - Quiz


Hoe vind je het om op deze manier te werken?
A
Ik heb liever meer theorie.
B
Ik heb liever meer opdrachten, zodat ik meer kan oefenen.
C
Ik vind deze manier prettig.
D
Anders.....

Slide 30 - Quiz