Quizvragen t.b.v. de toets HF 2

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
1 / 13
next
Slide 1: Open question

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 1 - Open question

Het tegenwoordig deelwoord / onvoltooid deelwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde.
A
Juist
B
Onjuist.

Slide 2 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik pakte gisteren vier appels.

Slide 3 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn moeder heeft mij gisteren moeten overhoren.
A
heeft
B
heeft moeten overhoren
C
overhoren
D
heeft overhoren

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De docent werd door de leerlingen op de kast gejaagd.

Slide 5 - Open question

Kun je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken? Zo ja, geef een voorbeeld.

Slide 6 - Open question

Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 7 - Open question

Geef een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord dat niet op -en eindigt.

Slide 8 - Open question

Ontleed de volgende zin door strepen te zetten:
Het boek kan binnenkort vervangen worden door de e-reader.

Slide 9 - Open question

Wat is het zww in de volgende zin?
Klas 1A werkt altijd heel hard.

Slide 10 - Open question

Wat voor soort werkwoord is 'werkt'?
Klas 1A werkt altijd heel hard.
A
infinitief
B
hulpwerkwoord
C
voltooid deelwoord
D
persoonsvorm

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de hulpwerkwoorden in de volgende zin?
Ik had het nooit moeten vragen.
A
had
B
had, moeten, vragen
C
had, moeten
D
vragen

Slide 12 - Quiz

Wat is de ik-vorm van uitstellen?
Geef twee vormen als dat nodig is.

Slide 13 - Open question