Formuleren; Meer oefenen met verwijzen

Welkom bij Nederlands
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Schrijf hier 1 zin op die jij hebt gemaakt bij opdracht 4.

Slide 2 - Open question


Meer oefenen met verwijzen

Slide 3 - Slide

Doelstellingen:
  • Je leert verwijswoorden op de goede manier gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Meer oefenen met verwijswoorden
Sommige verwijswoorden lijken erg op elkaar. Bijvoorbeeld:
me, mij en mijn  of;
je, jou en jouw

Je moet goed weten wanneer je wat gebruikt. Maar wanneer gebruik je welk verwijswoord?

Slide 5 - Slide

Welke uitspraak is waar?
A
het verwijswoord 'jouw' geeft iemands bezit aan.
B
het verwijswoord 'mij' geeft iemands bezit aan.

Slide 6 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je bij een bezit?
A
Me, mijn, jouw
B
Me, mij, jou
C
Mijn, me, mij
D
Jouw, mijn

Slide 7 - Quiz

Mijn familie heeft haar / hun / zijn bezittingen verkocht.

Welk verwijswoord?
A
haar
B
hun
C
zijn

Slide 8 - Quiz

Wat is waar?

A. Het verwijswoord 'mijn' geeft een bezit aan.
B. Het verwijswoord 'jou' geeft een bezit aan.
A
A
B
B

Slide 9 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Mijn neef heeft thuis een slang.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Zij graven een zwembad in de tuin.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide