1tvm - 16 mars 2021 rad

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bonjour
  1. Vandaag leren en gaan we verder met het nieuw werkwoord...
  2. Welke kennen jullie al???
  3. Être (zijn)
  4. Avoir (hebben)
  5. Regelmatige ww -ER (zoals parler, regarder, écouter, aimer)
  6. Het nieuwe werkwoord is aller, dan kan je vertellen waar je naartoe gaat.

Slide 2 - Slide

Le verbe ALLER
Je vais                Ik ga
Tu vas                 Jij gaat
Il/elle va             Hij/zij gaat 
Nous allons      Wij gaan
Vous allez         Jullie gaan
Ils/elles vont    Zij gaan

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

ergens naartoe gaan...
aller à = gaan naar

Achter het vorige rijtje zet je dus gewoon à.

Je vais à            Ik ga naar
Il va à                  Hij gaat naar
Vous allez à     Jullie gaan naar

Slide 5 - Slide

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Ils ...... en ville.
A
vont
B
vas
C
va
D
vais

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Nous ..... manger.
A
vont
B
va
C
allons
D
allez

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Tu ..... au cinéma?
A
vont
B
vas
C
vais
D
va

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Elle ..... à la maison.

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Je ..... faire du tennis.

Slide 10 - Open question

Questions???
(af)maken : 4.3 opdracht 8a, b, c, d, f
Leren : Apprendre 6
***

Slide 11 - Slide

Heb je nog vragen?

Slide 12 - Slide

Les devoirs
Faire (maken): app. 3 ex. 8 (grammaire) en app 6, ex. 17 t/m 20 LessenUp de 16 mars

apprendre: app 6 U4 et le verbe aller




Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide