H1 spelling leestekens H1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
Ik kan / weet:
  • hoofdletters en leestekens gebruiken in een zin.

Slide 2 - Slide

4 vragen
goed = staan
fout = zitten

Slide 3 - Slide

Hoofdletters: goed of fout?
Zuid-Hollandse

goed = staan
fout = zitten

Slide 4 - Slide

Hoofdletters: goed of fout?
friesland

goed = staan
fout = zitten

Slide 5 - Slide

Leestekens: goed of fout?
Hij wil heel graag een ijsje, en een milkshake.
 
goed = staan
fout = zitten

Slide 6 - Slide

Leestekens: goed of fout?
Ik heb gisteren nieuwe kleren gekocht: schoenen, een rok en een groene sjaal.

goed = staan
fout = zitten

Slide 7 - Slide

Hoofdletters en leestekens
hoe bedoel je is toch nergens voor nodig want je snapt zo ook wel wat er bedoeld word of niet soms leestekens en alineas kosten alleen maar extra energie en die wil ik er niet aan besteden hoor scheelt alleen maar ruimte als je die ondingen niet gebruikd

Slide 8 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. Zo weet je waar een nieuwe zin begint en wat waarbij hoort.

Slide 9 - Slide

Is er een verschil?
- ‘Wacht, niet doorrijden!’ 

- Wacht niet, doorrijden!

Schrijf in je schrift wat het verschil is. Daarna bespreken we dit samen.
timer
1:00

Slide 10 - Slide

      Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin.
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
  • bij namen.

Let op; tussenvoegsels (de, van de, etc.) schrijf je zonder hoofdletter als iemands voornaam of voorletter ervoor staat. Maar je schrijft het eerste tussenvoegsel met hoofdletter als er geen voornaam of voorletter staat.
Schrijf mee in je schrift.

Slide 11 - Slide

Leestekens
Aan het einde van een zin gebruik je een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Zondag vind ik een leuke dag.
Vind jij zondag ook zo'n leuke dag?
Ja! De allerleukste dag zelfs.

Slide 12 - Slide

Komma; hierdoor is een zin beter leesbaar
Je gebruikt een komma:
  • tussen twee persoonsvormen (pv)
Als jij naar school fietst, ga ik met de auto.
  • voor verbindingswoorden als 'maar', 'omdat', 'want' etc.,
(maar in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of'.)
Ik vind jou leuk, omdat jij zo grappig bent. 
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor 'en' en 'of')
Op school heb je Nederlands, geschiedenis en biologie op dezelfde dag.
  • tussen een naam of uitroep en de rest van een zin
Leo, niet zo hard met de deuren slaan!

Slide 13 - Slide

Opdracht: schrijf deze tekst over met alle juiste 
leestekens, hoofdletters en spelling.
hoe bedoel je is toch nergens voor nodig want je snapt zo ook wel wat er bedoeld word of niet soms leestekens en alineas kosten alleen maar extra energie en die wil ik er niet aan besteden hoor scheelt alleen maar ruimte als je die ondingen niet gebruikd

timer
5:00
Ben je klaar? Dan pak je je lesboek en maak je opdracht 1 op blz. 34.

Slide 14 - Slide

Volgende les
Gaan we verder met hoofdletters en leestekens en starten we met de pvtt.

Slide 15 - Slide

Opdracht
Maken opdrachten 1 + 2 blz. 34-35
(deze kijken we samen na)

Als je klaar bent, lees je de theorie van blz. 36.
timer
10:00

Slide 16 - Slide


  • Kerkstraat
  • Amerikaanse
  • Maastricht
  • Estland
  • Roda JC
  • Anton
  • Arnhemmer
  • Disney

woord: kameraad

  • voetbalclub
  • rebus
  • ivoor
  • elders
  • najaar
  • dinsdag
  • inhoud
  • noorden

woord: vriendin

Opdracht 1

Slide 17 - Slide

Opdracht 2
1 Het Amsterdamse Waterlooplein en dierentuin Artis liggen niet ver uit elkaar.

2 Mijn vriend Cornald van der Meer woont in de Brabantse gemeente Oisterwijk.

3 Gaat Lotte van der Veen iedere lente naar de Canarische eilanden?

4 In augustus zwom Koen ter Hek uit Stavoren het IJsselmeer over.

5 Wat is ‘Kort van Memorie’ toch een grappige achternaam voor een historicus!

6 Op de Olympische Spelen wil schaatsster Ireen Wüst nog een keer goud halen.

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Vrijdag 3-9-21 af:
H1: ww-spelling blz. 36-37: huiswerk opdracht 3 + 4


H2: ww-spelling blz. 66-67: opdracht 2 + 3

Slide 19 - Slide

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 20 - Quiz