Komma gebruiken

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Lees in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

DOEL

WE WETEN WAT EEN KOMMA IS


WE WETEN WANNEER WE EEN KOMMA MOETEN GEBRUIKEN

Slide 3 - Slide

PROGRAMMA
1 Herhaling komma (5 min)
2 Opdracht (5 min)
3 Aan het werk

Slide 4 - Slide

Regel 1: bij een opsomming

In de fruitschaal liggen appels, druiven en bananen.

Slide 5 - Slide

Regel 2: voor voegwoorden

Nynke wilde graag meedoen, maar voelde zich niet lekker.
De schoenen passen Jorg niet, omdat ze te klein zijn.



Slide 6 - Slide

Regel 3: Tussen twee persoonsvormen


Als je weggaat, doe dan de deur dicht.

Slide 7 - Slide

Nog even oefenen
Op welke plek moet een komma staan?

  • Op de fruitschaal liggen druiven appels en peren. 
  •  De koolmees zoekt takjes want hij wil een nestje bouwen. 
  •  De bank is vies omdat ik melk heb gemorst. 
  • Wil jij op voetbal basketbal of korfbal?
  • Hij vond het onzin maar begreep het ook wel.

Slide 8 - Slide

Welke zin is goed?
A
Ik ga met de bus, want het regent
B
Ik ga met de bus want het regent
C
Ik ga, met de bus want het regent

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Jan Kalid en Rick gaan voetballen
B
Jan, Kalid en Rick gaan voetballen
C
Jan Kalid en, Rick gaan voetballen

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Het is koud want het vriest.
B
Het is koud, want het vriest.
C
Het is koud want, het vriest.

Slide 11 - Quiz

AAN HET WERK 
BK21

Hiernaast zie je de opdrachten die je moet maken. Dit staat ook in je planner (Somtoday).


Slide 12 - Slide