hebben/zijn, willen, zullen

1 / 15
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hebben

Slide 2 - Slide

lef hebben
A
brutaal zijn
B
onbeschoft zijn
C
moed hebben

Slide 3 - Quiz

Hebben
Hij
A
hebben
B
heb
C
hebt
D
heeft

Slide 4 - Quiz

Zijn

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Wel werkwoord werd steeds gebruikt?
A
hebben
B
zullen
C
willen
D
kunnen

Slide 8 - Quiz

Wilt of wil? 
Zet de juiste woorden van het werkwoord 'willen' erachter:
                        
Ik                           .......................
hij/zij/het           .......................
jij/ je                     .......................
wij/zij/ jullie      .......................

Slide 9 - Slide

Maak opdracht 7 op pagina 242 

Slide 10 - Slide

Willen
....... u mij even helpen?
A
willen
B
wilt
C
wil
D
wild

Slide 11 - Quiz

(Willen) jij de deur dichtdoen?
A
Wilt
B
Wil
C
Willen

Slide 12 - Quiz

Willen

...... jullie een broodje kaas?
A
wild
B
wilt
C
wil
D
willen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Wat betekent 'zullen'?
A
kennen
B
gaan
C
zijn
D
hebben

Slide 15 - Quiz