What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
K2e: woordbenoemen: lw, zn, bn en vz
K2e woordbenoemen
Onderdelen - lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel
1 / 53
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1-4
This lesson contains
53 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
3 videos
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
K2e woordbenoemen
Onderdelen - lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel
Slide 1 - Slide
Hoe kan je het lidwoord vaststellen?
Slide 2 - Slide
Er zwom een vis op de maan
A
de
B
het
C
een
Slide 3 - Quiz
Het was een maanvis
A
de
B
het
C
een
Slide 4 - Quiz
Hij had het niet naar zijn zin
A
de
B
het
C
een
Slide 5 - Quiz
Een thermometer wees de temperatuur aan.
A
de
B
het
C
een
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Video
Slide 8 - Slide
Opdracht
Schrijf de zelfstandige naamwoord (en) op.
Je mag de antwoorden naast elkaar noteren.
Slide 9 - Slide
De schilder schildert een mooi portret
Slide 10 - Open question
Er hangen nog heel wat bladeren aan de bomen.
Slide 11 - Open question
Het ijs is nog niet sterk genoeg.
Slide 12 - Open question
De klas ging een week op schoolreis.
Slide 13 - Open question
In de vakantie gaan we een week
naar zee.
Slide 14 - Open question
Er waren heel wat kinderen in
het zwembad.
Slide 15 - Open question
De directeur opende de voorstelling
in het museum.
Slide 16 - Open question
In een stad is de burgemeester
de baas
Slide 17 - Open question
Prinses Beatrix woont in een paleis
Slide 18 - Open question
In haar tuin groeien de
mooiste bloemen.
Slide 19 - Open question
De bok liep in het weiland.
Slide 20 - Open question
De zon scheen en hij knabbelde
aan het gras.
Slide 21 - Open question
Wat is een bijvoegelijk naamwoord?
Bijvoegelijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandige naamwoord. Ze staan meestal ook voor het zelfstandige naamwoord.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Slide
Opdracht
Schrijf de bijvoegelijke naamwoord (en) op.
Schrijf de voorzetsels per zin op.
Schrijf de antwoorden
onder elkaar!
Slide 25 - Slide
De oude man kocht toch nog
een nieuwe fiets
Slide 26 - Open question
Die stille jongen kreeg
een prachtig boek.
Slide 27 - Open question
In die drukke straat stonden veel
nieuwe huizen
Slide 28 - Open question
Jan fietste met een grote vaart over dat kleine bruggetje.
Slide 29 - Open question
Dat nieuwe boek in die grijze
kaft is prachtig.
Slide 30 - Open question
Ik lust geen koude chocolademelk.
Slide 31 - Open question
Vader kreeg een boze brief van onze nieuwe meester.
Slide 32 - Open question
Die vervelende jongen verscheurde zijn mooie tekeningen.
Slide 33 - Open question
Er stonden veel rode rozen en witte lelies in die verwaarloosde tuin.
Slide 34 - Open question
In het donkere bos stonden heel wat oude dennen.
Slide 35 - Open question
Voorzetsels
Voorzetsels zijn kleine woordjes die dikwijls voor een zelfstandig naamwoord staan.
Enkele voorbeelden van voorzetsels:
in, op , voor, naast, met, langs, boven, om, naar, achter, bij, aan, in, over, uit, door, onder en van.
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Video
Slide 38 - Slide
Opdracht
Schrijf de voorzetsels per zin op. Schrijf de antwoorden onder elkaar.
Voorbeeld:
Aan het einde van de middag wat hij klaar.
Antwoord:
Aan
Van
Slide 39 - Slide
Er zat een kraai op ons dak.
Slide 40 - Open question
Achter onze schuur zat een kat onder de kruiwagen.
Slide 41 - Open question
Ricky zat naast Kelly en achter Sven.
Slide 42 - Open question
Op het dak van dat huis stond een grote reiger bij de schoorsteen.
Slide 43 - Open question
Onder de vloer lag een grote kelder.
Slide 44 - Open question
Damian liep naar buiten en ging onder de kastanjeboom zitten.
Slide 45 - Open question
In de boom zat een kanarie.
Slide 46 - Open question
Door de regen, die op een wolkbreuk leek, ging het uitstapje niet door.
Slide 47 - Open question
Na die bui gingen we toch nog weg.
Slide 48 - Open question
We gingen naar een pretpark met leuke attracties.
Slide 49 - Open question
Die kleine kinderen lagen nog in bed.
Slide 50 - Open question
Hun sloffen stonden naast het bed op een kleedje.
Slide 51 - Open question
Ze liepen op hun tenen door het
stille bos.
Slide 52 - Open question
Er lagen heel wat dode vissen
in de sloot.
Slide 53 - Open question
More lessons like this
Les 2 - woordbenoemen
September 2022
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Grammatica: voorzetsels
March 2022
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2,3
Grammatica 2 woordbenoemen 1 Th
March 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
WOORDSOORTEN LES HERHALING 8 FEB/ VERSIE 1/ leerjaar 1
February 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2,3
Woordbenoemen
October 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
woordsoorten
October 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
woordsoorten
February 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Grammatica klas 1: BN/ZN/LW/VZ/HWW/ZWW
April 2021
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1