W20 NE 3H3 H1 Les 1

Nieuwe week & nieuwe taak
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 1 - Slide

Opzet week 20 - 11  t/m 15 april
  • Antwoorden eindtaken week 19
  • Aantekening werkwoordspelling
  • Herhaling grammatica H1
  • Oefeningen en uitleg grammatica H2
  • Eindtaken:
  1. Opdracht 1 t/m 4 (blz. 74-75)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het herkennen en benoemen van het aanwijzend, vragend, onbepaald en betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Slide

Werkwoorden
De werkwoorden kunnen, willen, zullen, mogen, hebben en zijn zorgen regelmatig voor vraagtekens.
  • Is het nu kan je of kun je?

Er is een groot verschil tussen formeel/informeel taalgebruik en schrijftaal/spreektaal. Het is belangrijk om dit verschil te kennen, dus we verdiepen ons daar even in.
Neem de aantekeningen in de volgende dia's over!

Slide 4 - Slide

Kunnen
ik
kan
jij, je, u
kunt
hij, zij, ze, het
kan
wij, we
kunnen
jullie
kunnen
zij, ze
kunnen
Is het nu kan je of kun je?
Is het nu je kan of je kunt?

Tegenwoordig is allebei goed, maar er bestaat een verschil in formeel (net) en informeel taalgebruik. Tegenwoordig gebruiken steeds meer mensen (journalisten, docenten, wetenschappers) de informele variant (kan je en je kan).

In de schrijftaal is het netter om de formele vorm te gebruiken:
  • kun je 
  • je kunt 

Slide 5 - Slide

Zullen
ik
zal
jij, je, u
zult
hij, zij, ze, het
zal
wij, we
zullen
jullie
zullen
zij, ze
zullen
Is het nu zal je of zul je?
Is het nu je zal of je zult?

Tegenwoordig is allebei goed, maar er bestaat een verschil in formeel (net) en informeel taalgebruik. Tegenwoordig gebruiken steeds meer mensen (journalisten, docenten, wetenschappers) de informele variant (zal je en je zal).

In de schrijftaal is het netter om de formele vorm te gebruiken:
  • zul je 
  • je zult 

Slide 6 - Slide

Willen
ik
wil
jij, je, u
wilt
hij, zij, ze, het
wil
wij, we
willen
jullie
willen
zij, ze
willen
Is het nu hij wil of hij wilt?

Het is altijd hij/zij/ze/het wil!

Slide 7 - Slide

Nakijken


  1. Antwoorden grammatica weektaak 17

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 11 - Quiz


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 12 - Quiz


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 13 - Quiz


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 14 - Quiz


A
voorzetsel
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz


A
voorzetsel
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz


A
voorzetsel
B
bijwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quiz

Grammatica - H1
  • Lees de theorie op bladzijde 73 en de volgende dia's.
  • Lees de theorie op bladzijdes 271-274 in je boek. 
  • Neem eventueel de LessonUp van week 19 (les 1) door.
  • Maak de korte basisoefeningen.
  • Start met de eindtaken.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Even oefenen
Geef aan of het onderstreepte woord een aanwijzend, vragend of onbepaald voornaamwoord is.

Slide 29 - Slide


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 30 - Quiz


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 31 - Quiz


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 32 - Quiz


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 33 - Quiz


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 34 - Quiz


A
aanwijzend vnw
B
vragend vnw
C
onbepaald vnw

Slide 35 - Quiz

Opdrachten
Eindtaken: grammatica en lezen
  • H2: opdracht 1 t/m 4 (blz. 73-74)
  • Vergeet niet te lezen uit je leesboek, zodat je op tijd aan je vlog kunt beginnen. (Zie mail Magister.)
Houd er rekening mee dat de opdracht bij boek 3 meegenomen kan worden als cijfer op je rapport.

Slide 36 - Slide

Lever via een foto de gemaakte opdrachten van grammatica in. Je mag meerdere foto's inleveren.

Slide 37 - Open question

Extra optie om foto's in te leveren van de gemaakte opdrachten - woordenschat.

Slide 38 - Open question

Weektaak 19 afgerond

Slide 39 - Slide