Grammatica - werkwoordelijk gezegde (les 2)

Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 3: werkwoordelijk gezegde
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 3: werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Aan het einde van deze les hebben we de theorie over grammatica zinsdelen (pv, zinsdelen en ow) herhaald en hebben we geoefend met het 'nieuwe' zinsdeel werkwoordelijk gezegde.

Slide 2 - Slide

1. Het bureau / staat / in de klas / aan de rechterkant.
Juist verdeeld
Onjuist verdeeld
2. Wat hebben / jullie / gisteren / gedaan / tijdens de pauze?
3. Tijdens de wedstrijd / heeft / de tegenstander / zes doelpunten / gescoord.
4. De slimme leerlingen / uit klas 1 / kunnen / de zin / in zinsdelen / verdelen.

Slide 3 - Drag question

Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Slide 4 - Drag question

Wat weet je nog meer over het werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Open question

Werkwoordelijk gezegde
  • Zegt wat het onderwerp doet

  • Alle werkwoorden in de zin (pv + rest werkwoorden)

  • Let op: soms woordjes 'te' of 'aan het' erbij

  • Eén werkwoord? Dan benoemen als pv én wg

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

"Drink je de thee uit een glas of uit een kopje?"
A
Drink
B
Drink uit

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

"De marathonloper uit Rotterdam geeft nooit meer op."
A
geeft
B
geeft meer op
C
geeft op
D
geeft nooit op

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

"Mijn moeder is de was aan het ophangen in de tuin."
A
is
B
is ophangen
C
is aan het ophangen
D
is was aan het ophangen

Slide 9 - Quiz

Benoem van deze zin: pv, ow en wg.

"Kan dit moderne verkeersvliegtuig 13 kilometer hoog vliegen?"

Slide 10 - Open question

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 blz. 88 (af)maken

Slide 11 - Slide

Opdracht 2 maken
  • Maak opdracht 2 op blz. 88
  • Neem de zin over, onderstreep de pv, zet streepjes tussen de zinsdelen en noteer onder de zin ow + wg

  • 10 minuten de tijd

  • Klaar? Donald Duckje pakken

Slide 12 - Slide

Antwoorden opdracht 2  - zin 1
  • Topverdieners / weigerden / salaris / in te leveren / tijdens de crisis.
  • ow = topverdieners, wg = weigerden in te leveren

Slide 13 - Slide

Antwoorden opdracht 2  - zin 2
  • Jullie gebrek aan medewerking / stelt  / me / echt / teleur.
  • ow = mij, wg = stelt teleur

Slide 14 - Slide

Antwoorden opdracht 2  - zin 3
  • Maak / jij / je veters / goed / vast / voor de wandeling?
  • ow = jij, wg = maak vast

Slide 15 - Slide

Antwoorden opdracht 2  - zin 4
  • De ambitieuze atleet / is / alle dagen / aan het trainen / voor het NK.
  • ow = de ambitieuze atleet, wg = is aan het trainen

Slide 16 - Slide

Afsluiten
Geen huiswerk! :-)

Slide 17 - Slide