week 10 - 11 (taalverzorging H4 + culturen + schrijftoets)

Wat gaan we doen?
  • Oefentoets bespreken 
  • Vragen?
  • Quiz 



Datum: 10/3
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Oefentoets bespreken 
  • Vragen?
  • Quiz 



Datum: 10/3

Slide 1 - Slide

Oefentoets bespreken
1: Lastige vragen bekijken (veel foute antwoorden)
2: Vragen stellen over overige antwoorden


Tijd: 15 min.

Slide 2 - Slide

Vragen over de toets?

Slide 3 - Open question

Noteer het telwoord: Weet je dat sommige deelnemers voor de twintigste keer meedoen?
A
weet
B
sommige, twintigste
C
deelnemers, twintigste
D
sommige

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort telwoord is 'sommige'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort telwoord is 'twintigste'?
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

Wat is de correcte samenstelling van passagier + schip?
A
passagierschip
B
passagiersschip
C
passagierchip

Slide 7 - Quiz

Is het zonnenhemel of zonnehemel?
A
zonnenhemel
B
zonnehemel

Slide 8 - Quiz

Dit kan leiden/lijden tot problemen.
A
leiden
B
lijden

Slide 9 - Quiz

Wat is de correcte samenstelling van gevoel + temperatuur?
A
gevoelstemperatuur
B
gevoeltemperatuur

Slide 10 - Quiz

Is de volgende bewering waar of niet waar: Je schrijft berenklauw, dus ook berensterk.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

De zakenman ... (trachten) zijn mooi ...(inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te ... (verhuren).
A
tracht, ingerichte, verhuur
B
trachte, ingerichte, verhuren
C
trachtte, ingerichte, verhuren
D
trachtte, ingerichte, verhuurde

Slide 12 - Quiz

De jubilaris moest wel erg lang op zijn ... (beloven) cadeau wachten.
A
beloofde
B
beloofdde

Slide 13 - Quiz

In het stadspark verwonde/verwondde de agressieve hond een jong katje.
A
verwonde
B
verwondde

Slide 14 - Quiz

Veel succes met leren!
Jullie kunnen het!

Slide 15 - Slide

Toets Taalverzorging H4
  • Camera aan - anders een 1
  • Tijd: 40 min.
  • Laat weten in de chat als je klaar bent. 

Datum: 11/03

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Mededelingen
  • Identiteitscirkel uitwisselen
  • Cultuurles 2


Datum: 18/03

Slide 17 - Slide

Mededelingen
Vragen?

Slide 18 - Slide

Identiteitscirkel uitwisselen
Je gaat zo elkaars identiteitscirkel bekijken. Eerst stelt de A vragen aan B. Ga hierover in gesprek (5 min.). Hierna draaien de rollen om. Schrijf de antwoorden op.

1. Waar hecht jij waarde aan in jouw leven?
2. Met welke culturen voel jij je verbonden?
3. Welke waarden heb je vanuit huis meegekregen?
4. Welke karaktereigenschap waardeer jij het meest in andere mensen?
5. Wat zijn je hobby's/passies?

Slide 19 - Slide

Wat heb jij geleerd over jezelf en de ander tijdens het uitwisselen van je identiteitscirkel?

Slide 20 - Mind map

Les 2: meertaligheid in Nederland

Slide 21 - Slide

Lesdoel 
Aan het eind van de les weet je wat de begrippen meertaligheid en leenwoorden betekenen.

Slide 22 - Slide

1. Waar liggen jouw roots? 2. Spreek je meerdere talen?

Slide 23 - Open question

Welke talen komen allemaal voor in Nederland?

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Video

Meertaligheid
Met meertaligheid wordt meestal bedoeld dat iemand twee of meer moedertalen spreekt. Ook kan worden bedoeld dat iemand zich in verschillende situaties vloeiend in meer dan één taal kan bedienen.


Slide 26 - Slide

Ken jij iemand die meerdere talen spreekt? Zo ja, licht toe.

Slide 27 - Open question

Kun je, als je tweetalig bent opgegroeid, beter beide talen blijven spreken of één van de twee talen?
A
één van de twee
B
beide

Slide 28 - Quiz

Invloed van andere talen op het Nederlands
Het Nederlands neemt al jaren woorden uit andere talen over. Veel meer dan je denkt! Dit noemen we leenwoorden.

 Hoe zou dit kunnen komen, denk je?

Bijvoorbeeld: uit het Latijn (professor), het Grieks (muziek), het Frans (ambulance) en het Duits (überhaupt).

Slide 29 - Slide

Welk woord komt officieel niet uit het Nederlands?
A
bureau
B
lezen

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Straattaal
Straattaal is een vorm van jongerentaal. Deze taal is tot stand gekomen door verschillende invloeden van talen, zoals het Sranang (uit Suriname), Papiamento (ABC-eilanden), Marokkaans, Turks, Nederlands en Engels. 

Mensen die straattaal spreken horen niet tot één groep. Er zijn verschillende subgroepen die straattaal spreken.

Slide 32 - Slide

Welke straattaalwoorden ken jij?

Slide 33 - Mind map

Huiswerkopdracht: leenwoorden en straattaal 
Keuze uit twee opdrachten: 
1. Verdiep je in leenwoorden. Schrijf daarna een gedicht of verhaal van minimaal 10 zinnen. In deze vijf zinnen komen in ieder geval 8 leenwoorden voor. 
2. Verdiep je in straattaal. Wie spreken het? Welke woorden kom je vaak tegen? Gebruik je zelf ook straattaal? 
Geef antwoord op deze drie vragen in minimaal 10 zinnen.

Inleveren via Teams voor 19:00 uur.

Slide 34 - Slide

Wat heb je allemaal geleerd tijdens deze les?

Slide 35 - Mind map

Lesdoel 
Aan het eind van de les weet je wat meertaligheid betekent.

Slide 36 - Slide

Toets Taalverzorging H4 bespreken



Datum: 18/03

Slide 37 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Mededelingen
  • Uitleg schrijftoets (toetsweek)
  •  Aan de slag met je schrijfplan



Datum: 17/03

Slide 38 - Slide

Mededelingen
  • Schrijftoets in toetsweek

Slide 39 - Slide

Schrijftoets
  • Gaat over het beroep dat je hebt gekozen voor het beroepeninterview.
  • Je mag een schrijfplan maken en meenemen naar de toets.
  • +/- 350 woorden
  • Toets is te vinden op Itslearning - Mapje: schrijven - Uiteenzetting beroepeninterview

Slide 40 - Slide

Schrijfplan
  • Alleen maar steekwoorden (dus geen hele zinnen!)
  •  Inleiding, middenstuk, slot, deelonderwerpen
  • Mag mee naar de schrijftoets
  • Kijk op ITS!


Inleveren via Teams op maandag (voor 19:00 uur).

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Aan de slag
Begin met het schrijven van je schrijfplan. Hoe eerder je dat klaar hebt, hoe eerder je kunt beginnen met het oefenen voor de schrijftoets!

Tijd: 15 min.

Slide 44 - Slide