Voegwoorden (vw) verbinden woorden en woordgroepen met elkaar. Dit kan alleen met ‘of’ en ‘en’.
• Ik wil friet en ijs.
• Ik ga met de trein of met de auto.
Voegwoorden kunnen ook zinnen met elkaar verbinden.
• Je kunt nu gaan, maar je moet binnen 5 minuten terug zijn.
• Ik ga naar huis, omdat de taart op is.