herhaling voor de toets 2h deel 2

als/dan - ik/mij
Mijn broer is langer als/dan   ik/mij. 

Kijk eerst naar het bijvoeglijk naamwoord. 
Staat dat wel in de overtreffende trap (-er)? Kies 'dan'
Staat dat niet in de overtreffende trap? Kies 'als' 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

als/dan - ik/mij
Mijn broer is langer als/dan   ik/mij. 

Kijk eerst naar het bijvoeglijk naamwoord. 
Staat dat wel in de overtreffende trap (-er)? Kies 'dan'
Staat dat niet in de overtreffende trap? Kies 'als' 

Slide 1 - Slide

als/dan - ik/mij
Mijn broer is langer dan   ik/mij. 

Zorg ervoor dat je de zin in gedachten langer maakt om te zien of je ik of mij moet kiezen. 

Mijn broer is langer dan ik ben. 
Mijn broer is langer dan mij ben. 

Slide 2 - Slide

De kinderen vonden het spel leuker als/dan ik/mij.
A
als/ik
B
als/mij
C
dan/ik
D
dan/mij

Slide 3 - Quiz

De zangeres kon net zo goed zingen als/dan zij/haar.
A
als/zij
B
als/haar
C
dan/zij
D
dan/haar

Slide 4 - Quiz

opbouw samengestelde zinnen
Je let hierbij op twee dingen: 
1) welke voegwoord herken ik in de zin?
2) waar staan de pv en het ow beide stukjes van de samengestelde zin?

Slide 5 - Slide

opbouw samengestelde zinnen
Tip: leer de vijf nevenschikkende voegwoorden uit je hoofd!!!
(schrijf ze meteen op je kladblaadje)

en, maar, of, want, dus

Nevenschikkende voegwoorden zorgen voor: hz + hz

Slide 6 - Slide

opbouw samengestelde zinnen

Tip: bij een bijzin staat de persoonsvorm vaak (bijna) achteraan. 


Omdat het bleef regenen, werden de wedstrijden afgelast. 
De wedstrijden werden afgelast, omdat het bleef regenen. 

Slide 7 - Slide

Rico heeft een krantenwijk en hij verdient daar veel geld mee.
A
hz+hz
B
hz+bz
C
bz+hz
D
bz+bz

Slide 8 - Quiz

Voordat we naar kermis mogen, moeten we eerst onze kamer opruimen.
A
hz+hz
B
hz+bz
C
bz+hz
D
bz+bz

Slide 9 - Quiz

We gaan op vakantie zodra de zomer is begonnen.
A
hz+hz
B
hz+bz
C
bz+hz
D
bz+bz

Slide 10 - Quiz

herkennen verbanden in zinnen

Het belangrijkste = begrijp wat in de zin gebeurt.

Lees dus de zin goed.

Verder: kijk goed of je een signaalwoord. Leer ze uit je hoofd. 
Onthoud welk verband daarbij hoort. 


Slide 11 - Slide

Als je vroeg genoeg opstaat, kun je voor het ontbijt nog douchen.
A
tijd (chronologie)
B
reden
C
oorzaak-gevolg
D
voorwaarde

Slide 12 - Quiz

Ik houd heel erg van ijs. Pistache-ijs vind ik echter vies.
A
tegenstelling
B
reden
C
oorzaak-gevolg
D
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Doordat het zo warm was, droogde de was heel snel.
A
tegenstelling
B
reden
C
oorzaak-gevolg
D
voorbeeld

Slide 14 - Quiz

Tips
Vraag om een kladblaadje en schrijf direct op wat je moeilijk vindt te onthouden. 


Slide 15 - Slide

Ik denk dat ik een voldoende ga halen voor de toets.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll