1 a Op een universiteit [1p]
b 1) Ze bezoekt congressen (alinea 7).
2) Ze heeft het over collega’s (alinea 11).
Een van beide redenen [1p]
2 a Ze houden te weinig rekening met de luisteraars: ze spreken te snel, te
eentonig, lassen geen pauzes in en geen herhalingen. [1p]
b Elk woord moet precies kloppen. [1p]