M1 H3.3

Pak alvast je boek, schrift, iPad en kom in de lesson up
timer
2:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak alvast je boek, schrift, iPad en kom in de lesson up
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Agenda
  • Welkom
  • Uitleg 3.3
  • Samenwerken
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het onderscheid uitleggen tussen de intrinsieke waarde, de nominale waarde, de reële waarde en de externe waarde van geld

  • Je kunt de Wet van Gresham toelichten

Slide 3 - Slide

§3 De waarde van geld
Chartaal geld:
  • Intrinsieke waarde
  • Nominale waarde
  • Reële waarde
  • Externe waarde

Giraal geld:
  • Nominale waarde
  • Reële waarde
  • Externe waarde

Slide 4 - Slide

§3 De waarde van geld
Intrinsieke waarde:
  • De waarde van het materiaal waarvan het geld is gemaakt. (papier van bankbiljet en nordic gold van de munten)



Nominale waarde (extrinsieke waarde):
  • Chartaal: de waarde die op het geld gedrukt staat
  • Giraal: de waarde van de omvang van het banktegoed

Slide 5 - Slide

§3 De waarde van geld
Reële waarde (interne waarde):
  • De koopkracht van het geld: hoeveelheid middelen die je kan kopen met het geld
  • In 2021: voor €25 kon je één boek of 25 broden kopen.

Externe waarde:
  • De hoeveelheid buitenlands geld dat je kan kopen met een euro


Slide 6 - Slide

§3 De waarde van geld
s





Reële waarde daalt = geldontwaarding. Doordat de prijzen telkens stijgen kan je steeds minder kopen met hetzelfde bedrag

Slide 7 - Slide

§3 De waarde van geld
Wet van Gresham:
'Bad money drives out good money'

Munten kunnen geen verschillende intrinsieke waarde hebben als de nominale waarde hetzelfde is. -> dan worden alleen de munten met lage intrinsieke waarde gebruikt

Vroeger met edelstenen als geld: munten met verschillende intrinsieke waarden (meer/ minder edelmetaal). Uiteindelijk werden de 'goede munten' geschraapt totdat zij dezelfde intrinsieke waarde hadden als de slechte munten.



Slide 8 - Slide

Wat is het belangrijkste verschil tussen intrinsieke, nominale en reële waarde?
timer
2:00
A
Intrinsieke waarde is wat op het product staat aangegeven, nominale waarde is de waarde na inflatiecorrectie, en reële waarde is de productiekosten.
B
Intrinsieke waarde is de waarde van de materialen, nominale waarde is de officiële waarde, en reële waarde is de waarde gecorrigeerd voor inflatie
C
Nominale waarde verandert nooit, terwijl intrinsieke waarde altijd stijgt.
D
Reële waarde is de waarde van materialen, nominale waarde is gecorrigeerd voor inflatie, en intrinsieke waarde is de prijs in de winkel.

Slide 9 - Quiz

Leg uit welke van de drie waardes schommelt door inflatie? Leg uit waarom
timer
3:00

Slide 10 - Open question

Vul de juiste waarde in bij de volgende situaties:
1. De waarde van een gouden munt op basis van het gewicht en de waarde van goud -> ....
2. De waarde die op een €50-biljet staat aangegeven -> .....
3. De waarde van €50 in 2020, gecorrigeerd voor inflatie in 2024 -> .....
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Leg de wet van Gresham kort uit en gebruik het begrip 'intrinsieke waarde' in je uitleg
timer
3:00

Slide 12 - Open question

Samenwerken
Wat:
Huiswerk 3.3


Hoe:
Fluisterend overleggen

Klaar:
  • Weektaak economie
  • Ander huis/leerwerk (leesboek)
  • Rustig iets voor jezelf
timer
7:00

Slide 13 - Slide

Volgende les:
- lees paragraaf 3.4

Slide 14 - Slide