In deze zin is
naar het warme weer van de zomer het voorzetselvoorwerp (vv). Dat zinsdeel komt voor bij werkwoorden die bijna altijd hetzelfde voorzetsel bij zich hebben:
rekenen op,
twijfelen aan,
uitzien naar. In zinnen met zulke werkwoorden heet het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, het voorzetselvoorwerp:
wg = verlangen vv = naar het warme weer van de zomer
vv = naar het warme weer van de zomer