V4 13 April 2021 H1 paragraaf 2 Windsystemen

Nieuws van de dag
1 / 48
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nieuws van de dag

Slide 1 - Slide

Weerman Hiemstra
"Bij klimaat gaat het over gemiddeld weer over een groot gebied over een lange periode. Het kan nog steeds vriezen in een opwarmend klimaat, maar dat komt steeds minder voor."

Slide 2 - Slide

Deze week paragraaf 2 van H1. Leerdoelen:
Ik kan verklaren waarom er variaties zijn op het globale windsysteem ($1.2)
o   Ik ken het windsysteem en de wet van Buijs Ballot)
o    Ik kan uitleggen wat ITCZ is en wat de relatie met het ontstaan van moessons is
o    Ik kan uitleggen dat door het corioliseffect variaties op het globale windsysteem ontstaan
o    Ik kan uitleggen hoe passaten en moessons ontstaan

Ik kan de invloed van zeestromen op het klimaat benoemen

Slide 3 - Slide

Verschil weer en klimaat
Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer over een lange periode en voor een groot gebied.

Weer: de toestand van de dampkring op een bepaald moment en voor een klein gebied.

Slide 4 - Slide

opbouw & samenstelling amtosfeer
Samenstelling : 78 % N2, 21 % O2, 0,03 % CO2 & waterdamp.

Van onder naar boven: troposfeer 0-12 km, stratosfeer 12-45 km, mesosfeer 45 - 85 km, thermosfeer 85-200 km

Slide 5 - Slide

Variaties in stralingsbalans door:
  1. Breedteligging
  2. de albedo
  3. Gesteldheid van aardoppervlak

Slide 6 - Slide

Effect zwaartekracht (Fz)
  • Zorgt ervoor dat gassen niet in de atmosfeer verdwijnen
  • 80 % gassen in de onderste 10 km.
  •  

Slide 7 - Slide

Gesteldheid oppervlakte

Slide 8 - Slide

Verschil land en zee: water wordt langzamer koud en warm dan land omdat:
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
Het kost meer energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is hoger)
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 9 - Slide

Breedteligging
Tussen 35 graden NB & ZB ==> stralingsoverschot.
Daarbuiten een tekort.

Slide 10 - Slide

Bij opwarming ...
A
zet lucht uit en daalt
B
krimpt lucht en daalt
C
zet lucht uit en stijgt
D
krimpt lucht en stijgt

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Wet van Buys Ballot =
A
lucht gaat van een hoge naar een lagedruk gebied.
B
lucht gaat van een lage naar een hogedruk gebied
C
wind heeft of het NH een afwijking naar links
D
wind heeft op het zuidelijk halfrond een afwijking naar rechts.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke bewering is niet waar
A
passaten zijn oostelijke winden van subtropische hogedruk gebieden naar de evenaar
B
De schuine stand van de aarde & verschil tussen land en water beïnvloeden de passaten.
C
zone van equatoriale lagedruk gebied = intertropische convergentie zone
D
het temperatuurverschil tussen zomer en winter verschilt het meest boven zeeën.

Slide 18 - Quiz

Welke is fout?
A
overheersende winden zijn belangrijkste factor zeestromen
B
elke oceaan heeft een hoofdcirculatie en meerdere stromingen
C
Zeestromen worden beïnvloedt door bolvorm Aarde en draaiing van de Aarde.
D
Zeestromen: NH afwijking naar links ZH afwijking naar rechts.

Slide 19 - Quiz

Welke is fout?
A
aanlandige wind is vochtig
B
aflandige wind is droog
C
in Juli ligt de ITCZ ongeveer 20 graden NB in Azië & Afrika.
D
Moesons zijn altijd nat.

Slide 20 - Quiz

Welke is fout ?
A
De westendrift (rond zuidpool) is de enige zeestroom zonder verstoringen.
B
Warme zeestromen kunnen nooit kouder zijn dan koude zeestromen.
C
Verstoringen van zeestromen zijn ondiepten en vorm van continenten.
D
Warme zeestromen zorgen voor aangenamere Temperaturen richting polen.

Slide 21 - Quiz

Kies de onjuiste bewering
A
De zon zendt kortgolvige straling uit.
B
30 % zonnestraling wordt teruggekaatst
C
23 % zonnestraling wordt geabsorbeerd
D
57 % procent zonnestraling bereikt het aardoppervlak

Slide 22 - Quiz

Geef aan wat windsysteem en de wet van Buijs Ballot zijn.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Leg uit wat ITCZ is en wat de relatie met het ontstaan van moessons is

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide


o Leg uit dat door het corioliseffect variaties op het globale windsysteem ontstaan

Slide 27 - Open question


Leg uit hoe passaten en moessons ontstaan

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide


o Benoem de invloed van zeestromen op het klimaat benoemen

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Kies de factor die niet de stralingsbalans beïnvloedt.
A
Gesteldheid aardoppervlak
B
Albedo
C
Hoogteligging
D
Breedteligging

Slide 32 - Quiz

Welke is fout
A
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
B
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
C
Het kost minder energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is lager)
D
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 33 - Quiz

Wat is het verschil tussen klimaat en weer ?

Slide 34 - Open question

Benoem de samenstelling en opbouw van de atmosfeer.

Slide 35 - Open question

Leg waarom er variaties zijn in de Energie balans

Slide 36 - Open question

Benoem de kracht die ervoor zorgt dat gassen niet uit atmosfeer verdwijnen.

Slide 37 - Open question

Wat is de energiebalans

Slide 38 - Open question

Kies de onjuiste bewering
A
De aarde zendt langgolvige straling uit.
B
wolken & broeikasgassen absorberen & kaatsen terug naar de aarde.
C
wolken & broeikassen vertragen terugstraling naar ruimte
D
dekeneffect : aarde is 16 graden warmen.

Slide 39 - Quiz

kies het juiste antwoord.
A
land warmt sneller op & water koel sneller af
B
land koelt sneller af & water warmt sneller op
C
land koelt eerder af & warmt sneller op
D
water koelt eerder af & warmt sneller op

Slide 40 - Quiz

De breedteligging heeft twee effecten op de invloed van zonnestraling
A
Afstand door dampkring & tijdsduur
B
Tijdsduur & golflengte.
C
Afstand door dampkring & straling per oppervlakte eenheid
D
Straling per oppervlakte eenheid & golflengte.

Slide 41 - Quiz

BW
BS
EF
EH
ET
Woestijn
Steppe
Eeuwige sneeuw poolgebieden
Eeuwige sneeuw hooggebergte
Toendra

Slide 42 - Drag question

Klimaatsysteem Vladimir Köppen gebaseerd op natuurlijke plantengroei
A, C, D, E --> temperatuur
B--> neerslag

Slide 43 - Slide

A
B
C
D
E
Tropisch
Droog
Maritiem
Continentaal
Koud

Slide 44 - Drag question

Afkortingen Köppen
BW = woestijn
BS = Steppe
EF = eeuwige sneeuw poolgebied
EH = eeuwige sneeuw hooggebergte
ET = Toendra
s = droge tijd in zomer, w  = droge tijd in de winter, f = droge tijd ontbreekt = hele jaar regen.

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide


o Benoem de kenmerken van de klimaten volgens het Köppensysteem.

Slide 47 - Open question

Slide 48 - Slide