Toptaal A1A2 27 september




LINK thema 20 , taak 1
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson




LINK thema 20 , taak 1

Slide 1 - Slide

Sommige mensen krijgen ..................... omdat ze een duur telefoonabonnement hebben.
A
bezuinigen
B
gevolg
C
overzicht
D
schulden

Slide 2 - Quiz

De huur, de verzekeringen en de energierekening horen bij je .......................
A
vaste lasten
B
rijk
C
inkomsten
D
rondkomen

Slide 3 - Quiz

Ze werkt nu 20 uur per week maar ze wil ................... gaan werken nu de kinderen de deur uit zijn.
A
parttime
B
rijk
C
fulltime
D
zuinig

Slide 4 - Quiz

Als je lang werkloos bent, kom je in de .....................
A
geldzaken
B
rondkomen
C
bijstand
D
uitgaven

Slide 5 - Quiz

Mijn tante werkt als ................... bij de Hema en verdient € 1300 per maand.
A
wasmiddel
B
caissière
C
absoluut
D
dagelijks

Slide 6 - Quiz

Als je een bijstandsuitkering hebt kan je geen .................... spullen kopen
A
luxe
B
stomme
C
dagelijkse
D
tandarts

Slide 7 - Quiz

Hoe kan ik ....................... op mijn energierekening? Zet de verwarming wat lager.
A
uitgaven
B
overzicht
C
bezuinigen
D
bezuiniging

Slide 8 - Quiz

Frederik en Emma ................... hun dure telefoonabonnement ..................
A
zegt op
B
op gezegd
C
zeggen op
D
willen zeg op

Slide 9 - Quiz

Ga je mee skiën dit jaar? Nee, ik heb ......................... geen geld.
A
zuinig
B
vaste lasten
C
gevolg
D
absoluut

Slide 10 - Quiz

Als Sander geld heeft, koop hij ................... dingen zoals champagne. Daar heb je toch niks aan.
A
stomme
B
rijk
C
schulden
D
dagelijkse

Slide 11 - Quiz

Ga je vaak naar de ....................? Dan moet je een hogere ................... afsluiten
A
kabel-tv, geldzaken
B
tandarts, zorgverzekering
C
gevolgen, bijstand
D
geldzaken, uitgaven

Slide 12 - Quiz

Door de hoge energierekening kunnen veel mensen niet meer ...................
A
bijkomen
B
omkomen
C
rondkomen
D
doorkomen

Slide 13 - Quiz