W41 3V1 NE SPELLING + FICTIE

Week 41
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Week 41

Slide 1 - Slide

Opzet week 41 -5 t/m 9 oktober
Les 1: spelling
  • Weglatingsstreepje en koppelteken
Les 2: spelling
  • Apostrof en trema
Les 3: fictie
  • Hoofdletters en leestekens

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • met het correct toepassen van het weglatingsstreepje en het koppelteken.
  • het correct toepassen van het trema en de apostrof.

Slide 3 - Slide

Stappenplan
  1. Neem aan het begin van de week de LessonUp door.
  2. Lees de theorie in het boek wanneer dat nodig is.
  3. Noteer vragen die jij eventueel tijdens de les kunt stellen.
  4. Maak de oefenvragen wanneer deze aanwezig zijn in de LessonUp.
  5. Zorg dat je elke week de juiste taken maakt. Zie hiervoor de ontvangen planning.

Slide 4 - Slide

Les 1
Spelling:
1. Herhaling hoofdletters 
2. Uitleg bij weglatingsstreepje en koppelteken

Lees eerst de theorie in het werkboekje. Neem vervolgens rustig de volgende dia's door.

Slide 5 - Slide

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter in de volgende gevallen:
• aan het begin van een zin, maar let op:
o ’s Avonds kijk ik vaak televisie.
o 67 mensen raakten bij de aanslag gewond, van wie vijf ernstig.

• bij bijvoeglijke naamwoorden die van eigennamen zijn afgeleid: Franse chansons, Zwitserse kaas, Zuid-Griekse druiven

Slide 6 - Slide

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter in de volgende gevallen:
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Engels, Rotterdamse, Zuid-Hollandse

• bij eigennamen (namen van personen, straten, rivieren, talen, feestdagen, organisaties, wetten enzovoort): Karmozijnstraat, ’s-Gravenhage, de Overijsselse Vecht, Duits, Kerstmis (maar: kerstboom), het Rode Kruis, de WAO, mevrouw Rosdorff


Slide 7 - Slide

Hoofdletters
Let op bij namen van personen. Als er een voornaam of een voorletter bij staat, schrijf je voorvoegsels met kleine letters: 
• Geert van der Veen
• de heer G. van der Veen
• de heer Van der Veen
• mevrouw Y. van der Veen-de Gunst 



Slide 8 - Slide

Hoofdletters
Je gebruikt een kleine letter: 
• bij samenstellingen met religieuze feesten: kerstdagen, paashaas
• bij windstreken: het noorden, zuidzuidoost
• bij namen van seizoenen, maanden of weekdagen: winter, juni, donderdag
• bij historische periodes: de middeleeuwen, de renaissance
• bij soorten: spa rood, een stukje edammer
• bij religies en afleidingen ervan: boeddhisme, islam, hindoe, christelijk
• bij namen die niet meer aan de persoon doen denken: brailleschrift, sint-bernardshond 




Slide 9 - Slide

Herhalingsopdracht
1. mevrouw van de weyde vroeg me gisteren ben jij wel eens in zuid-amerika geweest irene
2. de rooms-katholieke geestelijke gerd ter huurne gaat in de winter altijd schaatsen op de noordwest-overijsselse meren
3. wat een onzin kraamt mevrouw jansen-ter voort uit zei de predikant iedereen kan toch zien dat het christendom en de islam best vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan

Slide 10 - Slide

Herhalingsopdracht
1 Mevrouw Van de Weyde vroeg me gisteren: ‘Ben jij wel eens in Zuid-Amerika geweest, Irene?’
2 De rooms-katholieke geestelijke Gerd ter Huurne gaat in de winter altijd schaatsen op de Noordwest-Overijsselse meren.
3 ‘Wat een onzin kraamt mevrouw Jansen-ter Voort uit’, zei de predikant. ‘Iedereen kan toch zien dat het christendom en de islam best vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan.’


Slide 11 - Slide

Koppelteken
Je gebruikt het koppelteken:
• in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden: staakt-het-vuren, doe-het-zelfzaak, peper-en-zoutstel
• in samenstellingen, tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken (botsende klinkers): gala-avond, auto-export, tosti-ijzer, radio-uitzending (maar: confectieafdeling, giroafschrift, dandyachtig)
• bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint: A-klasse, 40+-kaas, $-teken, CDA-lid, Sint-Janskerk

Slide 12 - Slide

Koppelteken
Je gebruikt het koppelteken:
• bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord-Italië, Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Hollander, Nieuw-Zeelandse
• in samenstelling met een naam: kabinet-Rutte
• in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-: adjunct-directeur, bijna-botsing, ex-vrouw, niet-bestaand, non-stop, oud-leraar
en voor een hoofdletter bij de voorvoegsels anti-, oer-, on- en pro-: anti-Frans, oer-Hollands, on-Engels, pro-Russisch
• in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (de delen zijn omwisselbaar): singer-songwriter, whisky-soda, zwart-wit


Slide 13 - Slide

Weglatingsstreepje
Delen van woorden worden bij samentrekking vervangen door een streepje.
  • invoer en uitvoer, zomerjurken en zomerblouses
  • in- en uitvoer, zomerjurken en -blouses

Losstaande woorden worden bij samentrekking niet door een streepje vervangen.
  • klassieke meubelen en moderne meubelen
  • klassieke en moderne meubelen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Les 2

Spelling:
1. Uitleg bij trema en apostrof
Lees eerst de theorie in het werkboekje. Neem vervolgens rustig de volgende dia's door.

Slide 16 - Slide

Trema
Om uitspraakproblemen te voorkomen gebruik je trema’s en apostrofs. Het trema gebruik je om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: discussiëren, coördinatie, beïnvloeden, ruïne, feeën, oliën. Er is dus geen trema nodig in: gediscussieerd, geolied, draaiing. Het trema gebruik je in leenwoorden: überhaupt, rösti, föhn.

Slide 17 - Slide

Apostrof
De apostrof gebruik je:
• als weglatingsteken: ’s morgens, Lex’ auto, ’s-Gravenzande
• om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden op -a, -i, -o, -u en -y: accu’s, pony’s, Anna’s boek
            o er is dus geen apostrof nodig in: bureaus, sprays
• in afleidingen van letterwoorden: cc’en, dvd’tje, zzp’er
• in meervouden van initiaalwoorden: pc’s, tv’s
• in verkleinwoorden op -y (wanneer dit een lange klank is): baby’tje

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Les 3
Schrijfvaardigheid/fictie:
4. Setting en sfeer (blz. 98-99)


Lees de theorie op bladzijde 98. Daarna kun je verder met de LessonUp.

Slide 21 - Slide

Setting en sfeer
De omgeving waarin een verhaal zich afspeelt, noem je de 'setting'. Dit kan een bestaande plek zijn, zoals een land, een stad, een school of een ziekenhuis. Het kan ook een historische of niet-bestaande setting zijn. Met de manier waarop de omgeving is beschreven, kan een bepaalde sfeer worden opgeroepen. Denk hierbij aan een spannende, verdrietige of grappige sfeer.

Slide 22 - Slide

Setting en sfeer
Een verhaal speelt zich nooit zo maar ergens af. De setting draagt altijd iets bij aan de plot. De volgende vragen helpen bij het analyseren van de setting en sfeer:
  • In welke tijd speelt het verhaal zich af?
  • Wat zegt de setting over de personages?
  • Past de setting bij de gebeurtenissen?

Kijk ook kritisch naar de setting en sfeer. Vind jij dat de schrijver een complete en passende setting (en sfeer) heeft neergezet?

Slide 23 - Slide

Setting en sfeer
De plaats, het weer en het tijdstip bepalen de sfeer van een situatie. Ook in verhalen is dat zo. De schrijver kiest de ruimte: hij kiest de plaats waar een verhaal zich afspeelt, hij bepaalt welke weersomstandigheden het beste passen bij de gebeurtenissen en hij besluit wanneer die zich afspelen. Zo kan hij kiezen voor een gezellige, enge, spannende of mysterieuze sfeer.


Slide 24 - Slide

Setting en sfeer
Soms passen de weersomstandigheden goed bij de situatie waarin de hoofdpersoon zich bevindt, bijvoorbeeld:
• Het regent de hele dag en de hoofdpersoon voelt zich triest; er gebeurt iets
vervelends.
• De zon schijnt op het strand en iedereen is vrolijk; de hoofdpersoon wordt
verliefd.

Soms gebeurt er juist iets wat je helemaal niet verwacht: dan breekt er op een zonnig strand plotseling een onweer los.

Slide 25 - Slide

Taken week 41
Spelling
1. Maak opdracht 1 bij weglatingsstreepje en koppelteken.
2. Maak opdracht 1 bij trema en apostrof.

Schrijfvaardigheid/fictie:
4. Setting en sfeer opdrachten 1-6 (blz. 99)
+ Drillsteroefening setting en sfeer online


Slide 26 - Slide