uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn.
1 / 50
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
§6.4 oogafwijkingen
Aan het einde van de paragraaf kan je ...
uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Werkblad scherp zien
Weektaak
Maken en nakijken:
§6.3 opgave 28, 30, 33 en 34
Werkblad scherp zien
§6.4 37 t/m 40
Slide 4 - Slide
Verziend
Slide 5 - Slide
Bijziend
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
oudziend
Slide 10 - Slide
§6.4 opgave 42, 45, 46 en 49
klaar?! Vergeet niet de opgaven na te kijken
Weektaak
Maken en nakijken:
§6.3 opgave 28, 30, 33 en 34
Werkblad scherp zien
§6.4 37 t/m 40
Slide 11 - Slide
Lesplanning
Uitleg lenssterkte
Maken opgave 41 t/m 49
Evaluatie: - Formatief SO bespreken
Slide 12 - Slide
Lenssterkte
Slide 13 - Slide
Lenssterkte
Een kleine brandpuntsafstand is een sterkte lens.
Een grote brandpuntafstand is een zwakke lens.
Slide 14 - Slide
Hoe reken je met lenssterkte
Brandpuntsafstand altijd in meter !!!
S = +2 dpt, dan is f = 0,5 m = 50 cm
Bolle lens: S is positief, holle lens S is negatief.
S(dpt)=f(m)1
Slide 15 - Slide
Voorbeeldopgave
Een leesbril heeft een brandpuntsafstand van 33 cm. Bereken de lensterkte.
Gegeven: f = 33 cm = 0,33 m. Want f moet altijd in meters!!
Gevraagd: S = ... dpt
Oplossing:
Antwoord: S = +3,0 dpt.
S=f1
S=0,331=3,0
Slide 16 - Slide
De brandpuntsafstand van onze ooglens is 16 mm. Bereken de sterkte van onze lens.
Slide 17 - Open question
§6.4 opgave
klaar?! Vergeet niet de opgaven na te kijken
Slide 18 - Slide
Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?
A
verziend
B
bijziend
Slide 19 - Quiz
Als je bijziend bent zie je voorwerpen dichtbij / ver weg niet scherp
A
Dichtbij
B
Ver weg
Slide 20 - Quiz
Deze situatie hoort bij een:
A
Verziend persoon
B
Bijziend persoon
Slide 21 - Quiz
Als je bijziend bent heb je een:
A
Positieve bril nodig
B
Negatieve bril nodig
Slide 22 - Quiz
Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.
Slide 23 - Quiz
Als je negatieve brillenglazen hebt, dan ....
A
ben je bijziend
B
ben je blind
C
ben je verziend
D
heb je een leesbril
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Het beeld is 3x vergroot. Hoe groot is de beeldafstand?
A
30 cm
B
60 cm
C
90 cm
D
120 cm
Slide 26 - Quiz
§6.5 Rekenen aan lenzen
Aan het einde van deze paragraaf kan je...
rekenen met de lenzenformule.
Slide 27 - Slide
Lenssterkte
Slide 28 - Slide
Lenssterkte
Een kleine brandpuntsafstand is een sterkte lens.
Een grote brandpuntafstand is een zwakke lens.
Slide 29 - Slide
Hoe reken je met lenssterkte
Brandpuntsafstand altijd in meter !!!
S = +2 dpt, dan is f = 0,5 m = 50 cm
Bolle lens: S is positief, holle lens S is negatief.
S(dpt)=f(m)1
Slide 30 - Slide
Voorbeeldopgave
Een leesbril heeft een brandpuntsafstand van 33 cm. Bereken de lensterkte.
Gegeven: f = 33 cm = 0,33 m. Want f moet altijd in meters!!
Gevraagd: S = ... dpt
Oplossing: S = 1 / f S = 1 / 0,33 = 3,0
Antwoord: S = + 3,0 dpt
Slide 31 - Slide
De brandpuntsafstand van onze ooglens is 16 mm. Bereken de sterkte van onze lens.
Slide 32 - Open question
Practicum lenzenformule
Slide 33 - Slide
Welk antwoord heb je in de laatste kolom van de tabel staan? Noteer bij de antwoord de lens die je gebruikt hebt (A, B of C).
Slide 34 - Open question
Hoe groot is de beeldafstand bij een voorwerpafstand van 20 cm. Noteer bij de antwoord de lens die je gebruikt hebt (A, B of C).
Slide 35 - Open question
Lenzenformule
f1=v1+b1
Met de lenzenformule kun je de brandpuntsafstand (f), de voorwerpafstand (v) of de beeldafstand (b) berekenen als je twee van de drie gegevens hebt.
Slide 36 - Slide
Huiswerk
§6.4 opgave 43, 44 en 52 maken en nakijken.
Slide 37 - Slide
Lenzenformule
f1=v1+b1
Met de lenzenformule kun je de brandpuntsafstand (f), de voorwerpafstand (v) of de beeldafstand (b) berekenen als je twee van de drie gegevens hebt.
Slide 38 - Slide
De lenzenformule omschrijven
f1=v1+b1
v1=f1−b1
b1=f1−v1
Slide 39 - Slide
Voorbeeldopgave
40 cm achter de lens wordt een scherp beeld geprojecteerd. Het voorwerp staat op 1,0 m voor de lens. Bereken de sterkte van de lens.
Slide 40 - Slide
Een projectielens van de beamer heeft een brandpuntsafstand van 15,0 cm. De afstand tussen de lens en de muur is 4,35 m. Bereken de voorwerpsafstand.
f1=v1+b1
[?]1=[?]1+v1
v1=[?]1−[?]1
v = cm
15
15
4,35
4,35
435
435
15,5
6,43
0,155
0,643
Slide 41 - Drag question
Aan de slag
Maken en nakijken
§6.5 opgave 56, 60, 61abc, 62 en 63
timer
20:00
Slide 42 - Slide
Virtueel beeld
Kan je niet projecteren
staat niet op zijn kop
negatieve lens of positieve lens waarbij v < f
lenzenformule b is negatief
Slide 43 - Slide
Aan de slag
Maken en nakijken
§6.5 opgave 61d
Huiswerk
§6.5 opgave 56, 60, 61, 62 en 63
Slide 44 - Slide
Een voorwerp staat 50 cm voor een lens met een sterkte van 2,4 dpt. Achter de lens ontstaat op een scherm een scherp beeld. Bereken op welke afstand (in meter) dit scherpe beeld ontstaat.