H28.1

6 VWO, H28.1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

6 VWO, H28.1

Slide 1 - Slide

programma tot aan toetsweek
H28:
1.  MV = PT (Fisher, omvang van geld in de economie)
2. Wisselkoers
3. Politici en ingrijpen in de economie



Slide 2 - Slide

programma
vandaag

 MV = PT

Wat is geld?
  • Ruilmiddel, in ruil voor bijv. arbeid krijg je geld MAAR wat is dan geleend geld?
  • Geld = vaak wederzijdse schuld

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

werk
27.19, 27.22, 27.24

lezen 28.1
Problemen? Onduidelijkheden?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

doel van de les

Je weet na deze les:
  • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.
  • Hoe vraag en aanbod naar munten zorgt voor veranderingen in de wisselkoers

    Slide 11 - Slide

    Fisher (1867 - 1947)
    MV = PT

    Slide 12 - Slide

    M V = P T
    M = maatschappelijke geldhoeveelheid (geld in handen van het publiek)
    V = omloopsnelheid (aantal malen per jaar dat het geld van eigenaar verwisselt)
    P = prijsniveau
    T = aantal transacties (reeele output)

    PxT = omzet, indicator voor BBP
    MxV = betalingen van de omzet

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Video

    M V = P T (monetair beleid)
    M V = P T
    V
    = omloopsnelheid, bijvoorbeeld 4 >> het geld gaat in een jaar 4 keer van hand tot hand, ofwel eens per (12mnd/ 4 =) 3 mnd

    M = PT/V, kwantiteitstheorie
    M = k PT (Cambridge variant)

    • Wat betekent dat in de praktijk?
    • Fisher veronderstelt: V staat op kt vast; T ook op kt. Hoe kun je dan de economie laten groeien, volgens deze theorie?
    • Met welke recent behandelde theorie over de conjunctuur botst dit? Wie heeft gelijk?

    Slide 17 - Slide

    M stijgt > uitgaven stijgen > prijzen stijgen
    output op LT blijft gelijk, als iedereen op de wereld 5% meer geld krijgt, is er dan iets verandert...?

    Slide 18 - Slide

    Kwantiteitstheorie lijkt op dit model! Op de LT zijn ze het met elkaar eens: ingrijpen is zinloos. Waarom gebeurt het dan?

    Slide 19 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    • Ingrijpen voorkomt negatieve effecten van onderbesteding (in the long run we are all dead)
    • Effectiviteit hangt van de situatie binnen de economie af, althans op korte termijn.

    Situatie op KT (inkomensevenwicht is kleiner dan bestedingsevenwicht)
    1. bestedingsevenwicht = bestedingen in de economie zijn gelijk aan de productiecapaciteit
    2. inkomensevenwicht = het beslag van de effectieve vraag op de productie capaciteit
    effectieve vraag = C + I + O + (E-M)

    • Kun je het bovenstaande modelleren?
    • Wanneer is monetair beleid (verandering M) effectief?

    Slide 20 - Slide

    Kwantiteitstheorie
    • M = PV/T of MV = PT
    • M stijgt
    • PT/V stijgt

    • Als M stijgt en V daalt in zelfde mate: geen effect. PT verandert dan niet (M*V >>> 3x4 = 12 en 4x3 = 12)

    • Als V constant is en M stijgt dan zal PT stijgen
    • P stijgt, T stijgt of P en T stijgen

    Op lange termijn zal een M stijging zich vertalen in P stijging
    Geld is neutraal, geld is geen productiemiddel, het heeft geen invloed op de productie capaciteit!

    Slide 21 - Slide


    De ECB bepaalt de M in de eurozone. De ECB is onafhankelijk en moet voorkomen dat politici de geldpers aanzetten om korte termijn effecten te realiseren. De ECB is al jaren geld aan het bijdrukken, in de hoop dat M gaat stijgen. Wat vind jij hiervan!

    Slide 22 - Open question

    aan de slag

    28.2, 28.5, 28.6 en 28.8

    Slide 23 - Slide

    EXPERIMENT

    Slide 24 - Slide

    doel van de les

    Je weet na deze les:
    • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.

      Slide 25 - Slide

      slot

      Wat geleerd?


      Slide 26 - Slide