week 3 2021 H28.1

6 VWO, H28.1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

6 VWO, H28.1

Slide 1 - Slide

programma
vandaag

 MV = PT

Slide 2 - Slide

Stimuleren van de economie
Y = C + I + O + (E-M)        (BBP, MEV, etc)
Y = C + S + B

Maar kan het ook anders, bijvoorbeeld door meer geld te drukken?

Slide 3 - Slide

Wat is geld?
  • Ruilmiddel, in ruil voor bijv. arbeid krijg je geld MAAR wat is dan geleend geld?
  • Geld = vaak wederzijdse schuld

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

doel van de les

Je weet na deze les:
  • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.

    Slide 9 - Slide

    Fisher (1867 - 1947)
    MV = PT

    Slide 10 - Slide

    M V = P T
    M = maatschappelijke geldhoeveelheid (geld in handen van het publiek)
    V = omloopsnelheid (aantal malen per jaar dat het geld van eigenaar verwisselt)
    P = prijsniveau
    T = aantal transacties (reeele output)

    PxT = omzet, indicator voor BBP
    MxV = betalingen van de omzet

    Slide 11 - Slide

    aan de slag
    28.1

    28.2

    Slide 12 - Slide

    Veel soorten van M... (welke ken je?)

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    M V = P T
    V
    = omloopsnelheid, bijvoorbeeld 4 >> het geld gaat in een jaar 4 keer van hand tot hand, ofwel eens per (12mnd/ 4 =) 3 mnd

    M = PT/V, kwantiteitstheorie
    M = k PT (Cambridge variant)

    • Wat betekent dat in de praktijk?
    • Fisher veronderstelt: V staat op kt vast; T ook op kt. Hoe kun je dan de economie laten groeien, volgens deze theorie?
    • Met welke recent behandelde theorie over de conjunctuur botst dit? Wie heeft gelijk?

    Slide 15 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    M V
    Schrijf even mee in jouw schrift...

    1. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan sparen?
    2. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan oppotten?

    Slide 16 - Slide

    aan de slag

    28.4 (samen)

    Slide 17 - Slide

    M stijgt > uitgaven stijgen > prijzen stijgen
    output op LT blijft gelijk, als iedereen op de wereld 5% meer geld krijgt, is er dan iets verandert...?

    Slide 18 - Slide

    Kwantiteitstheorie lijkt op dit model! Op de LT zijn ze het met elkaar eens: ingrijpen is zinloos. Waarom gebeurt het dan?

    Slide 19 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    • Ingrijpen voorkomt negatieve effecten van onderbesteding (in the long run we are all dead)
    • Effectiviteit hangt van de situatie binnen de economie af, althans op korte termijn.

    Situatie op KT (inkomensevenwicht is kleiner dan bestedingsevenwicht)
    1. bestedingsevenwicht = bestedingen in de economie zijn gelijk aan de productiecapaciteit
    2. inkomensevenwicht = het beslag van de effectieve vraag op de productie capaciteit
    effectieve vraag = C + I + O + (E-M)

    • Kun je het bovenstaande modelleren?
    • Wanneer is monetair beleid (verandering M) effectief?

    Slide 20 - Slide

    Kwantiteitstheorie
    • M = PV/T of MV = PT
    • M stijgt
    • PT/V stijgt

    • Als M stijgt en V daalt in zelfde mate: geen effect. PT verandert dan niet (M*V >>> 3x4 = 12 en 4x3 = 12)

    • Als V constant is en M stijgt dan zal PT stijgen
    • P stijgt, T stijgt of P en T stijgen

    Op lange termijn zal een M stijging zich vertalen in P stijging
    Geld is neutraal, geld is geen productiemiddel, het heeft geen invloed op de productie capaciteit!

    Slide 21 - Slide

    aan de slag

    28.5, 28.6, 28.8 en 28.9

    Slide 22 - Slide


    De ECB bepaalt de M in de eurozone. De ECB is onafhankelijk en moet voorkomen dat politici de geldpers aanzetten om korte termijn effecten te realiseren. De ECB is al jaren geld aan het bijdrukken, in de hoop dat M gaat stijgen. Wat vind jij hiervan!

    Slide 23 - Open question

    slot

    Wat geleerd?


    Slide 24 - Slide

    Slide 25 - Video