Periode 2, week 4 jaar 2021

6 VWO Goede tijden, slechte tijden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

6 VWO Goede tijden, slechte tijden

Slide 1 - Slide

programma


Introductie
Uitleg
Aan de slag

Slide 2 - Slide

Doel van deze periode
  • verklaren waarom de economie groeit en krimpt
  • overzicht van manieren om in te grijpen in de economie (bijvoorbeeld om groei te stimuleren of af te remmen)
  • rente,  belastingen, investeren

Slide 3 - Slide

Inflatie
geldontwaarding (niet de koopkracht van geld)
deflatie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

doel van de les

Je weet na deze les:
  • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.
  • Hoe vraag en aanbod naar munten zorgt voor veranderingen in de wisselkoers

    Slide 8 - Slide

    Fisher (1867 - 1947)
    MV = PT

    Slide 9 - Slide

    M V = P T
    M = maatschappelijke geldhoeveelheid (geld in handen van het publiek)
    V = omloopsnelheid (aantal malen per jaar dat het geld van eigenaar verwisselt)
    P = prijsniveau
    T = aantal transacties (reeele output)

    PxT = omzet, indicator voor BBP
    MxV = betalingen van de omzet

    Slide 10 - Slide

    Slide 11 - Slide

    maken
    40, 41

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Video

    M V = P T (monetair beleid)
    M V = P T
    V
    = omloopsnelheid, bijvoorbeeld 4 >> het geld gaat in een jaar 4 keer van hand tot hand, ofwel eens per (12mnd/ 4 =) 3 mnd

    M = PT/V, kwantiteitstheorie
    M = k PT (Cambridge variant)

    • Wat betekent dat in de praktijk?
    • Fisher veronderstelt: V staat op kt vast; T ook op kt. Hoe kun je dan de economie laten groeien, volgens deze theorie?
    • Met welke recent behandelde theorie over de conjunctuur botst dit? Wie heeft gelijk?

    Slide 16 - Slide

    6 VWO Goede tijden, slechte tijden

    Slide 17 - Slide

    programma


    Introductie
    Uitleg
    Aan de slag

    Slide 18 - Slide

    Slide 19 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    M

    V

    P

    T

    Slide 20 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    M V
    Schrijf even mee in jouw schrift...

    1. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan sparen?
    2. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan oppotten?

    Slide 21 - Slide

    M V = P T (monetair beleid)
    • Ingrijpen voorkomt negatieve effecten van onderbesteding (in the long run we are all dead)
    • Effectiviteit hangt van de situatie binnen de economie af, althans op korte termijn.

    Situatie op KT
    1. bestedingsevenwicht = bestedingen in de economie zijn gelijk aan de productiecapaciteit
    2. inkomensevenwicht = het beslag van de effectieve vraag op de productie capaciteit
    effectieve vraag = C + I + O + (E-M)

    • Wanneer is monetair beleid (verandering M) effectief?
    (Formuleer een antwoord: 2 min)

    Slide 22 - Slide

    Kwantiteitstheorie
    • MV = PT
    • M stijgt. Wat doet P, T of V?

    • Als M stijgt en V daalt in zelfde mate: geen effect. PT verandert dan niet (M*V >>> 3x4 = 12 en 4x3 = 12)
    • Als V constant is en M stijgt dan zal PT stijgen. Bijvoorbeeld: P stijgt, T stijgt of P en T stijgen

    Op lange termijn zal een M stijging zich vertalen in P stijging.

    Geld is neutraal, geld is geen productiemiddel, het heeft geen invloed op de productie capaciteit!

    Slide 23 - Slide

    maken
    42, 44, 45

    Slide 24 - Slide

    Slide 25 - Video

    Combineer bovenstaande met MV= PT

    Slide 26 - Slide

    geldillusie
    Een mens vindt een inkomensstijging van 2% in combinatie met een inflatie van 3% aantrekkelijker dan een gelijkblijvend inkomen in combinatie met 0% inflatie

    Slide 27 - Slide

    maken
    46, 47, 49, 50 en 52
    (zelfstudie)

    Slide 28 - Slide

    slot
    Wat geleerd?



    Slide 29 - Slide