V2 -K5 Paragraf E: Grammatik B

V2 - Woche 2 - Stunde 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 - Woche 2 - Stunde 2

Slide 1 - Slide

Aan het begin van de les
1. Zoek (rustig) je plekje op. 

2.Leg op de hoek van je tafel: 
  • Duits boek, (Neue Kontakte vwo 1-2 A)
  • Duits schrift, 
  • pen
  • iPad



3. Absentie controle

Slide 2 - Slide

Planung

      Weißt du es noch? - onbepaald lidwoord ein(e)/kein(e)


        Grammatik: bezittelijk voornaamwoorden + Aufgabe 24, 25, 27, 28, 29






          Doelen

          Vorig leerdoel:

          • Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen. 

          Nieuw leerdoel
          •  Je kent de bezittelijk voornaamwoorden en kunt de juiste uitgangen toepassen. 






                    Slide 3 - Slide

                    Kapitel 5 - Essen 

                    Slide 4 - Slide

                    Wanneer komt een 'e' achter
                    'ein' & 'kein'
                    A
                    bij der- woorden (m)
                    B
                    bij die-woorden (v en mv)
                    C
                    bij das-woorden
                    D
                    altijd

                    Slide 5 - Quiz

                    timer
                    1:00
                    (geen) .... Kaffee
                    (een) .... Tasse Tee
                    (geen) ....Pommes 
                    (een) .... Salat 
                    ein
                    keine
                    kein
                    eine

                    Slide 6 - Drag question

                    Noteer: een kopje
                    (hulpmiddel: S.168)
                    timer
                    1:00

                    Slide 7 - Open question

                    Noteer: geen brood
                    (hulpmiddel: S.168)
                    timer
                    0:30

                    Slide 8 - Open question

                    Noteer: een toetje
                    (hulpmiddel: S.168)
                    timer
                    0:30

                    Slide 9 - Open question

                    Noteer: geen pasta
                    (hulpmiddel: S.168)
                    timer
                    0:30

                    Slide 10 - Open question

                    Grammatik - bezittelijk voornaamwoorden

                    Slide 11 - Slide

                    Voornaamwoorden
                    • Je kent de Duitse persoonlijk voornaamwoorden al. Deze verwijzen naar een persoon of personen. 

                    • Nu ga je de bezittelijk voornaamwoorden leren kennen.

                    Slide 12 - Slide

                    persoonlijk of bezittelijk?
                    persoonlijk voornaamwoord: 
                    • verwijst naar een persoon óf                 
                    • vervangt een zelfstandig naamwoord
                    • vaste vorm

                    bezittelijk voornaamwoord:
                    • geeft aan dat iets van iemand is/bij iemand hoort
                    • kan een uitgang achter komen

                    Slide 13 - Slide

                    persoonlijk of bezittelijk?

                    Weißt du wo meine Brille ist? 

                    Hast du dein Buch mitgebracht? 

                    Slide 14 - Slide

                    Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
                    Wie alt ist dein Opa?
                    A
                    Opa
                    B
                    dein
                    C
                    alt
                    D
                    Wie

                    Slide 15 - Quiz

                    Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
                    Mein Handy ist neu!
                    A
                    Handy
                    B
                    ist
                    C
                    Mein
                    D
                    neu

                    Slide 16 - Quiz

                    ich
                    ik
                    du
                    jij
                    er
                    hij
                    sie
                    zij (ev)
                    wir
                    wij
                    ihr
                    jullie
                    sie
                    zij (mv)
                    Sie
                    U
                    mein(e)
                    mijn
                    dein(e)
                    jouw
                    sein(e)
                    zijn
                    ihr(e)
                    haar
                    unser(e)
                    ons/onze
                    eu(e)r(e)
                    jullie
                    ihr(e)
                    hun
                    Ihr(e)
                    uw
                    Persoonlijke voornaamwoorden
                    Bezittelijke voornaamwoorden

                    Slide 17 - Slide

                    mannelijk
                    vrouwelijk
                    onzijdig
                    meervoud
                    der Mann
                    die Frau
                    das Kind
                    die Autos
                    ein Mann
                    eine Frau
                    ein Kind
                    keine Autos
                    mein Mann
                    meine Frau
                    mein Kind
                    meine Autos
                    Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
                    Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

                    Slide 18 - Slide

                    mannelijk
                    vrouwelijk
                    onzijdig
                    meervoud
                    der Mann
                    die Frau
                    das  Kind
                    die Autos
                    mein Mann
                    deine Frau
                    dein Kind
                    deine Autos
                    Voorbeelden (mondeling):
                    - Mein__________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
                    - Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
                    - Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
                    - Ihr______________ Baby (o) schläft.

                    Slide 19 - Slide

                    Was ist (jouw) Name (m)?

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    sein
                    B
                    mein
                    C
                    dein
                    D
                    Ihr

                    Slide 20 - Quiz

                    (Mijn) Hobby (o) ist Handball.

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    Meine
                    B
                    Mein
                    C
                    Deine
                    D
                    Dein

                    Slide 21 - Quiz

                    Das sind (onze) Eltern (mv).

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    meine
                    B
                    dein
                    C
                    ihr
                    D
                    unsere

                    Slide 22 - Quiz

                    (Jullie) Auto (o) ist sehr schön.

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    Unser
                    B
                    Eure
                    C
                    Unsere
                    D
                    Euer

                    Slide 23 - Quiz

                    (Onze) Lehrer (m) heißt Meier.

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    Ihr
                    B
                    Ihre
                    C
                    Unser
                    D
                    Euere

                    Slide 24 - Quiz

                    Maaike ist (haar) Freundin (v).

                    (hulp: overzicht S.152)
                    A
                    meine
                    B
                    ihr
                    C
                    ihre
                    D
                    euere

                    Slide 25 - Quiz

                    K5 Grammatik: bezittelijk voornaamwoorden

                    Selbstständig (in Ruhe):
                    • Machen: Aufgabe 24, 25, 27, 28, 29  (S. 151).    --> niet af = huiswerk
                    • Hulpmiddel: Lernübersicht + Lernliste K5
                    • Zeit: 25 Minuten
                    • Uitkomst: Aufgaben werden am Montag besprochen

                    Klaar = wähle aus

                      • Afmaken: K5 D Lesen Aufgabe 15, 16, 17
                      • Leren: K5 Lernliste B N-D (bestellen - das Fleisch)
                      • Leren: K5 Lernliste C & D D-N
                      • Sneller: K5 G Schreiben Aufgabe 42, 44, 45
                      timer
                      25:00

                      Slide 26 - Slide

                      nächste Stunde
                      Weektaak: woorden overhoren
                      • K5 Lernliste C & D D-N
                      • K5 Lernliste B N-D (bestellen - das Fleisch)
                      Besprechen: Aufgaben K5 Paragraf E Grammatik Aufgabe 20 - 29


                      Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 
                      Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

                      Slide 27 - Slide