Domein H Gedrag bij mens en dier

Domein H Gedrag bij mens en dier
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Domein H Gedrag bij mens en dier

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Voor leerdoelen zie blz. 2 van je examenboekje

Slide 2 - Slide

Gedrag
is alles wat een mens of dier doet

Slide 3 - Slide

Waarom?
  1. Welke functie heeft gedrag in de natuur?
  2. Wat is de directe aanleiding voor gedrag?
  3. Hoe ontstaat gedrag tijdens de ontwikkeling van een dier?


Slide 4 - Slide

Daarom!
  1. Succesvol gedrag leidt tot overleving, groei en voortplanting
  2. Gedrag ontstaat als reactie op inwendige en uitwendige prikkels
  3. Succesvol gedrag wordt geleerd door: inprenting, gewenning, imitatie, oefening, operant- en klassiek conditioneren en inzicht.

Slide 5 - Slide

Motivatie
  • Wat kost het vangen (tijd, energie, risico)
  • Wat levert het op (hoe groot is de prooi)
  • Hoe hard heb ik het nodig?




Slide 6 - Slide

Motivatie
  • Als de optelsom boven de drempelwaarde komt, is de motivatie groot genoeg om bepaald gedrag te vertonen.




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Sleutelprikkel

Een uitwendige prikkel die vrijwel altijd lijdt tot dezelfde reactie van een dier.

Slide 9 - Slide

Sleutelprikkel
Een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het ontstaan van bepaald gedrag (door sterkere motivatie)


Slide 10 - Slide

Wat zal er nu gebeuren???

Slide 11 - Slide

Supranormale prikkel
Een overdreven sleutelprikkel -> geeft een extra sterke respons


Slide 12 - Slide

Je moet het slim spelen...

Slide 13 - Slide

Sociaal gedrag
  • Territoriumgedrag: gedrag dat te maken heeft met het afbakenen en verdedigen van een eigen gebied.
  • Voortplantingsgedrag: gedrag dat te maken heeft met het vinden van een soortgenoot om mee te paren, de paring en het verzorgen van de jongen.
  • Groepsgedrag: gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling binnen groepen dieren en bij het vaststellen van de rangorde.



Slide 14 - Slide

Welk voordeel heeft de samenwerking van de spreeuwen?

Slide 15 - Open question

Welk voordeel heeft de samenwerking van de naakte molratten?

Slide 16 - Open question

Territorium
Een eigen plek met (ruimte voor):
  • Voedsel
  • Paren
  • Nest
  • Jongen grootbrengen
  • Duidelijkheid (= minder gevechten)
Samenwerken!!

De plaats van het nestteritorium en het voedselterritorium is van invloed op voortplantingssucces...

Slide 17 - Slide

Territoriumgedrag
Afbakenen: al het gedrag dat te maken heeft met het uitzetten en verdedigen van een territorium
  • Zang en geluiden
  • Sproeien
  • Merktekens
  • "Vuile" blikken
  • Vechten

Wordt veroorzaakt door inwendige en uitwendige prikkels

Slide 18 - Slide

Op de grens van een territorium = conflict!
  • Aanvalsgedrag: agressief
  • Vluchtgedrag
  • Dreiggedrag: bepalen wie de sterkste is, zonder te vechten (signalen; tanden laten zien, staart omhoog)


Slide 19 - Slide

Op de grens van een territorium = conflict!
Overspronggedrag: het dier toont gedrag dat niet bij de situatie past (twee even sterke gedragssystemen, bijv. aanvallen en vluchten, waardoor het dier gedrag vertoont dat niet nuttig is. Zoals: veren poetsen, krabben op hoofd)


Slide 20 - Slide

Op de grens van een territorium = conflict!

Omgericht gedrag: twijfelende dier richt zijn agressie op iets anders dan de soortgenoot


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Voortplantingsgedrag
Baltsgedrag: partner lokken en versieren
  • Overdreven signalen/rituelen
  • Vergroot bereidheid tot paring
  • Vermindert agressie
  • Soortspecifiek

-> voorbereiding op daadwerkelijke paring en broedzorg


Slide 23 - Slide

Samenleven: taakverdeling

Slide 24 - Slide

Samenleven
  • Solitair: onafhankelijk (jaguar, panda, zeeschildpad)
  • Leven in groepen (insecten, vissen, vogels en zoogdieren) 


  • Monogaam: paar gedurende één seizoen of het hele leven (vissen, vogels, zoogdieren)
  • Polygaam: één persoon heeft meerdere partners tegelijk (polygynisch en polyandrisch)

Slide 25 - Slide


Welk gedrag is bij de geboorte al aanwezig?

Slide 26 - Slide

Reflexen
Aangeboren gedrag = stereotype reactie op prikkel

Andere voorbeelden
  • Zuigreflex zuigelingen
  • Slikreflex




Slide 27 - Slide

Instinct
Complex erfelijk gedrag afhankelijk van externe prikkels (temperatuur/licht) en interne (hormonen) prikkels

Andere voorbeelden
  • Duikgedrag jonge hazen
  • Spergedrag jonge vogels

Slide 28 - Slide

Aangeboren/Aangeleerd

Slide 29 - Slide

Leren
= aangeboren gedrag verfijnen = goed aanpassen aan omgeving = GROTERE OVERLEVINGSKANS!

  • Inprenten
  • Gewenning
  • Trial and error
  • Imitatie
  • Conditioneren
  • Inzicht


Slide 30 - Slide

Inprenten

leren in een

gevoelige periode

Slide 31 - Slide

Gewenning
Na herhaling een reactie (reflex) afleren, 

als de reactie niet nuttig blijkt te zijn.


Slide 32 - Slide

Gewenning

Na herhaling een reactie (reflex) afleren, als de reactie niet nuttig blijkt te zijn.


Slide 33 - Slide

Trial and error

Met vallen en opstaan; leren door te oefenen

Heet ook wel; proefondervindelijk leren

Slide 34 - Slide

Imitatie

leren door na te doen

Slide 35 - Slide

Conditioneren: Leren door belonen / straffen 
Oefening baart ........

Slide 36 - Slide

Pavlov-reactie

door een geconditioneerd reflex veroorzaakt een kunstmatige prikkel een bepaald gedrag (respons) dat oorspronkelijk niet door die prikkel werd veroorzaakt

Slide 37 - Slide

Inzicht
Door ervaringen uit het verleden op een andere wijze te combineren vindt een organisme een oplossing van een probleem in een nieuwe situatie

Slide 38 - Slide

Ethologie
Het bestuderen van gedrag van dieren/mensen
  • Oorzaak gedrag
  • Doel gedrag

Slide 39 - Slide

Bestuderen (van gedrag)
Objectief: feitelijke waarnemingen 

Subjectief: bevat een interpretatie

Antropomorfisme: toekennen van menselijke gevoelens / bewustzijn / motivatie aan organismen zonder bewijs


Slide 40 - Slide

Bestuderen (van gedrag)
Echt objectief: rond voorwerp, ingedeukt aan de bovenzijde. Rood van kleur met groene stippen van 2 mm doorsnede, etc.

Objectief: afbeelding van een appel

Subjectief: appel

Antropomorfisme: Deze appel toont met zijn kleur aan dat hij opgegeten wil worden, zodat zijn zaden verspreid worden.




Slide 41 - Slide

Ethogram: een lijst met akortingen en beschrijvingen van handelingen (stukje gedrag)

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Protocol

Gedragsketens bepalen (opeenvolgende handelingen)
  • Hoe vaak
  • Hoelang
  • Welke volgorde

In tweetallen:
A: observeert en roept wanner de handeling verandert.
B: noteert  
(voor de zekerheid altijd video opnemen)


Slide 44 - Slide

ops
fts
rem
afst
bct
ops
x
3
0
0
0
fts
0
x
5
0
0
rem
0
1
x
2
1
afst
2
0
0
x
0
bct
0
1
0
0
x

Slide 45 - Slide

Analyse
Als de tabel klaar is kijk je welke handeling opvallend vaak na een andere komt.

Na fietsen komt bijvoorbeeld 5x remmen, en alle andere handelingen komen na fietsen niet voor.

fietsen - remmen is dus een vaste volgorde, een gedragsketen

conclusie: fietsen-remmen is een gedragsketen  
of als je wat verder doorkijkt: opstappen - fietsen - remmen - afstappen




Slide 46 - Slide

Tijdsbesteding (hoelang)

Noteer elke 10 seconden wat het dier op dat moment doet.

-> De 'hoe vaak' en 'volgorde' vragen kan je hier ook uit halen


Slide 47 - Slide

Analyse
Noteer van elke handeling

Slide 48 - Slide

Resultaat
Overzicht van de manier waarop een dier de tijd besteed.

Staafdiagram kan ook

Slide 49 - Slide

Zelfstandig aan de slag

Maak de examenvragen op blz. 16 t/m 19 van je boekje.
Klaar? Ook nakijken en verbeteren!

Slide 50 - Slide