Thema 6, week 1 Les 4 taalfouten

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Wat klopt er niet?

•     Hun eten pasta.
• 'Hun' is nooit het onderwerp in een zin.
• Dus: Zij eten pasta.

  

Wat klopt er niet?

•     Me kat is ziek.
• 'Me' is géén bezittelijk voornaamwoord.
• Dus: Mijn kat is ziek.
  

  

Persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar personen, dieren of dingen: ik, jij,hij, hem, jullie ...

Aan een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) kun je zien van wie iets is: mijn, jouw, ons, haar ...

Aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw) zijn: deze, die, dit en dat. 

Wat klopt er niet?

•    Lisa is jonger als mij.
• 'Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  
• Dus: Lisa is jonger dan ik (ben).
  

  

Wanneer gebruik je 'als' ?

lesdoel

Ik leer veelvoorkomende taalfouten te vermijden.

vermijden = voorkomen

voorbeelden

Zij vliegen morgen. Fout: Hun vliegen morgen.
Kunnen zij rijden? Fout: Kunnen hun rijden?
Morgen ruimen zij op. Fout: Morgen ruimen hun op.
Heb jij mijn schoen gezien? Fout: Heb jij me schoen gezien?
Mijn fiets is stuk. Fout: Me fiets is stuk.
Deze stoel is kleiner dan die stoel. Fout: Deze stoel is kleiner als die stoel.
Deze lamp is feller dan die lamp. Fout: Deze lamp is feller als die lamp.

Hun lopen naar het zwembad.

1. goed
2. fout

Drinken zij appelsap?

1. goed
2. fout

Dat is mijn hond.

1. goed
2. fout

Dat is me zusje.

1. goed
2. fout

En baby is groter als de hond.

1. goed
2. fout

Ik ben evenoud als de buurman.

1. goed
2. fout

Duitsland is wel acht keer zo groot dan Nederland.

1. goed
2. fout

Schrijf het antwoord op je wisbord!

Schrijf het antwoord op je wisbord!

Schrijf het antwoord op je wisbord!

aan het werk

 Thema 6, week 1
Les 4

Opgave 3

Opgave 1

Maak je werk van vandaag af.

Werk aan je leerdoelen