Grammatica: zinsbouw 8A

Zinsbouw
De zin met een persoonsvorm en een voltooid deelwoord.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsbouw
De zin met een persoonsvorm en een voltooid deelwoord.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

Slide 1 - Slide

Programma
1) Luisteren naar de uitleg.
2) Oefeningen in LessonUp maken.
3) Oefeningen in je werkboekje maken.
4) Samen een verhaaltje maken.
5) Afsluiting

Slide 2 - Slide

Doelen
1)  Je kunt zinsdelen herkennen.
2)  Je kunt het werkwoordelijk gezegde herkennen.
3)  Je kunt zinnen en vraagzinnen maken
      met een persoonsvorm en een voltooid deelwoord.

Slide 3 - Slide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg zinsdelen
Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 
Een zinsdeel is één woord of
een groep woorden die bij elkaar horen.



Slide 4 - Slide

Doel: je kunt het werkwoordelijk gezegde herkennen.
Uitleg werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden samen in de hoofdzin.



Slide 5 - Slide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg
De persoonsvorm (pv) is een zinsdeel.
Het onderwerp (ond) is ook een zinsdeel.
In een hoofdzin staan de pv en het ond naast elkaar.
In een hoofdzin komt de persoonsvorm bijna altijd
op de tweede plaats, behalve bij de vraagzin met de persoonsvorm aan het begin.

Slide 6 - Slide

Doel: Je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg Het onderwerp = 1
De persoonsvorm = 2a en het voltooid deelwoord = 2b
Een ander zinsdeel = 3
Voorbeeld

Martin
heeft
met zijn vrienden
gepraat.
1 onderwerp
2a  per-soonsvorm
3 ander zinsdeel
2b ww voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Doel: je kunt vraagzinnen maken met een voltooid deelwoord.

Voorbeelden






Met wie
heeft
Martin
in de pauze
gepraat?
3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b voltooid deelwoord
Heeft
Martin
in de pauze
met zijn vrienden
gepraat?
2a pv
1 ond
3 az
3 az
2b voltooid dw

Slide 8 - Slide

Doel: je kunt zinnen maken met een voltooid deelwoord.

Voorbeelden






In de pauze
heeft
Martin
met zijn vrienden
gepraat.
3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b voltooid dw
Martin
heeft
in de pauze
met zijn vrienden
gepraat.
1 ond
2a pv
3 az
3 az
2b voltooid dw

Slide 9 - Slide

Tekst  Op zondag wil Sara lang uitslapen. Haar moeder gaat haar om 12.00 uur voor de tweede keer roepen. Sara moet
van haar moeder direct opstaan. Ze gaat eerst in bed de berichtjes lezen. Dan gaat ze douchen. Daarna gaat ze rustig ontbijten. Tijdens het ontbijt gaat ze haar vriendinnen berichtjes sturen. Om 13.30 uur moet Sara van haar moeder huiswerk maken. Ze moet haar telefoon aan haar moeder geven. Sara gaat het huiswerk in Magister bekijken. Ze gaat een planning maken. Ze gaat met les 10 beginnen.

Slide 10 - Slide

Doel: je kunt zinnen en vraagzinnen maken met een persoonsvorm en een voltooid deelwoord
Opdracht
Maak 1-2a-3-2b-zinnen en 3-2a-1-2b-zinnen. 
Maak 2a-1-3-2b-vraagzinnen en 3-2a-1-2b-vraagzinnen.
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 11 - Slide

2a pv
1 ond
3 az
2b ? voltooid dw
Sara
heeft
uitge-slapen
lang

Slide 12 - Drag question

1 ond
2a pv
3 az
2b .
voltooid dw
heeft
lang
uitge-slapen
zij

Slide 13 - Drag question

3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b ?
voltooid dw
lang
ze
uitge-slapen
wanneer
heeft

Slide 14 - Drag question

1 ond
2a pv
3 az
3 az
2b .
voltooid dw
niet
heeft
uitge-slapen
op zondag
ze

Slide 15 - Drag question

3 az
2a pv
1 ond
3 az
2b .
voltooid dw
uitge-slapen
ze
wel
heeft
op zaterdag

Slide 16 - Drag question

Typ een 1-2a-3-2b-zin van vier zinsdelen met een voltooid deelwoord.

Slide 17 - Open question

Typ een 3-2a-1-2b-zin van vier zinsdelen met een voltooid deelwoord.

Slide 18 - Open question

Typ een 2a-1-3-2b-vraagzin van vier zinsdelen met een voltooid deelwoord.

Slide 19 - Open question

Typ een 3-2a-1-2b-vraagzin van vier zinsdelen met een voltooid deelwoord.

Slide 20 - Open question

Vragen?
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt het werkwoordelijk gezegde herkennen.
3) Je kunt zinnen en vraagzinnen maken
     met een voltooid deelwoord.

     
Heb je nog vragen?

Slide 21 - Slide

Opdracht
Wat? Maak oefening 70 tot en met 74 in je werkboekje.
Met wie? Met de klasgenoot naast je.
Tijd? ____ minuten.
Hulp? De docent loopt rondes (met de klok mee).
Klaar? Maak oef. 63 tot en met 66 ook met de klasgenoot.
Controle? Lever het werkboekje in. De docent kijkt het na.

Slide 22 - Slide

Opdracht
Ga in een kring staan. 
Maak samen een verhaal.
Maak zinnen met een voltooid deelwoord.
Noem om de beurt een zinsdeel.

Slide 23 - Slide

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt het werkwoordelijk gezegde herkennen.
3) Je kunt zinnen en vraagzinnen maken met een
     persoonsvorm en een voltooid deelwoord.
Vraag
Wat is de volgorde in een zin en in een vraagzin met een voltooid deelwoord? Denk hier in stilte over na (halve min).

Slide 24 - Slide

Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 25 - Quiz

Ik kan zinnen en vraagzinnen maken met een voltooid deelwoord.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 26 - Quiz

Ik vind het het leukst om ...
A
individueel opdrachten in LessonUp te maken.
B
individueel oefeningen in het werkboekje te maken.
C
in tweetallen oefeningen in het werkboekje te maken.
D
samen een verhaal te maken.

Slide 27 - Quiz