Formatieve toets Chapitre 5 Frans H1 1920

Formatieve toets hst 5
Vocabulaire + phrases-clés chapitre 5
Het bijvoeglijk naamwoord
Het werkwoord 'aller' + de 'futur proche'
Herhaling être en avoir
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve toets hst 5
Vocabulaire + phrases-clés chapitre 5
Het bijvoeglijk naamwoord
Het werkwoord 'aller' + de 'futur proche'
Herhaling être en avoir

Slide 1 - Slide

Welk woord past het beste in de zin?
Zara a une grande .......... de vêtements
A
collection
B
vitesse

Slide 2 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
C'est une ......... pour hommes et femmes.
A
boutique
B
équipe

Slide 3 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
Les vêtements sont de bonne .................
A
qualité
B
genre

Slide 4 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
Un t-shirt pour 20 euros, ce n'est pas ...............
A
court
B
cher

Slide 5 - Quiz

Welk woord past het beste in de zin?
Je ne connais pas ........................
A
les heures d'ouverture
B
le silence

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Mon grand-père a les cheveux ................. (gris)

Slide 7 - Open question

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Il porte souvent une ceinture ...................... (vert)

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in
Ma mère aime ses chaussures ............... (bleu)

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Léa et Marine sont de très .................. (beau) filles.

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord tussen de haakjes in.
Julien et Max sont des garçons ................... (sympa)

Slide 11 - Open question

Sleepvraag: sleep de woorden links naar de juiste zin rechts. 
Anne et Sharon ....................... chez H&M aujourd'hui
Moi, je .................... chez Zara. 
Tinde ................. aussi chez Zara. 
va
vont
vais

Slide 12 - Drag question

Zet het woord in HOOFDLETTERS in de futur proche.
1. Nous VISITONS le parc Astérix.
2. Tu TROUVES l'entrée du parc?
3. Mes parents DÉTESTENT l'attraction le grand splash.

Slide 13 - Open question

Kies de juiste vorm van être.
Tu es un garçon? Non, ................. une fille.
A
il est
B
nous sommes
C
vous êtes
D
je suis

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm van être.
Ils sont grands? Non, .................. petits.
A
Vous êtes
B
Nous sommes
C
Ils sont
D
Il est

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van être.
Vous êtes seuls? Oui, .................seuls.
A
Nous sommes
B
Tu es
C
Je suis
D
Ils sont

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir.
Tu as un pull rouge? Non, ............. un pull noir.
A
J'ai
B
Il a
C
Nous avons
D
Ils ont

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir.
Elle a un nouveau jean? Oui, ................ un nouveau jean.
A
Tu as
B
Elle a
C
Nous avons
D
Vous avez

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir.
Vous avez des baskets gris? Oui, ................. des baskets gris.
A
Tu as
B
Il a
C
Nous avons
D
Vous avez

Slide 19 - Quiz

Bekijk de gegevens van Paul. Schrijf 3 VOLLE ZINNEN
in het Frans om hem te beschrijven.
Naam: Paul Lejeune
Bril: nee
Lengte: gemiddeld
Ogen: groen
Kleding: gympen en een pet

Slide 20 - Open question

La fin
Klik op krusje om af te sluiten. 

Klik daarna op 'inleveren'

Je mag hierna de chat in Teams verlaten :) 

Slide 21 - Slide