T&G Periode 6 les 4 Soorten snelheid

T&G Periode 6 les 4 Soorten snelheid
1 / 22
next
Slide 1: Slide
T&GMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

T&G Periode 6 les 4 Soorten snelheid

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij snelheid van de mens?

Slide 2 - Mind map

Wat bepaald hoeveel snelheid een mens kan maken?

Slide 3 - Open question

Wat is snelheid?

Het vermogen van een sporter om een motorische actie (of een aantal motorische acties) in een minimale tijd te volbrengen.


Sprinten, smashen (volleybal/badminton), service tennis, springen voor een blok volleybal, wielrennen, gewichtheffen, schieten bij voetbal enz....

Slide 4 - Slide

Snelheid bepalende factoren(1):
  • Bij motorische acties gaat het vooral om de snelheid van het neuromusculaire systeem, die wordt bepaald door:
                             - Eigenschap spieren: verhouding witte/rode spiervezels (vooral erfelijk bepaald)
                             - Dikte van de spier(vezels): hoe dikker-->hoe meer kracht→ hoe sneller de                                                beweging kan worden uitgevoerd.

  • Snelheid is afhankelijk van de te leveren kracht (werpen medizinbal en tennisbal).

  • Snelheid is afhankelijk van het vermogen van het zenuwstelsel om snel prikkels te geleiden (vooral erfelijk bepaald).


Slide 5 - Slide

Snelheid bepalende factoren(2):
  • Snelheid is afhankelijk van coördinatie/techniek van de (aangeleerde) beweging.

  • Snelheid is afhankelijk van de waarneming (bv. het juist/adequaat reageren op een balansverstoring bij verdediger)
    .

  • Snelheid is afhankelijk van het gebruikte energiesysteem (hoe snel kan het systeem energie leveren)
    .

  • Snelheid is afhankelijk van de lichaamstemperatuur(--> goede warming-up)
    .

  • Snelheid is afhankelijk van vermoeidheid.

Slide 6 - Slide

Verbeteren van snelheid
Snelheid kan bij een volwassene met maximaal ca. 15-20% verbeteren door vergroting van de kracht en verbetering van de coördinatie.

Snelheid neemt (vergeleken met kracht en/of uithoudingsvermogen) op hogere leeftijd het eerst en het meest af.

Slide 7 - Slide

Soorten snelheid
  • Cyclische & a-cyclische snelheid
  • Maximale snelheid (= bij sprinter ook wel basissnelheid)
  • Acceleratiesnelheid
  • Snelheiduithoudingsvermogen (= met maximale snelheid) & uhv in snelheid (= met submaximale snelheid)
  • Reactiesnelheid
  • Actiesnelheid (handelingssnelheid)
  • Snelkracht & explosieve kracht

Slide 8 - Slide

Cyclische & a-cyclische snelheid
  •  Cyclische snelheid: het vermogen om een serie, gelijkvormige bewegingen in een zo kort mogelijke tijd uit te voeren.
  • A-cyclische snelheid: het vermogen om éénmalige bewegingen in een zo kort mogelijke tijd uit te voeren.

Slide 9 - Slide

Soorten snelheid bij 100m sprint
De verschillende soorten snelheid die elkaar opvolgen bij een 100m sprint.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Reactie snelheid
Reactie snelheid is logischerwijs reageren op een prikkel, dit kunnen 3 soorten prikkels zijn.

Akoestisch: reageren op start
schot 100m sprint.

Visueel: reageren op een
schijnbeweging van aanvaller
bij voetbal.

Tactiel: reageren op je 
tegenstander bij judo.

Slide 12 - Slide

Acceleratiesnelheid
Zo veel mogelijk 
snelheid ontwikkelen in 
een zo kort mogelijke 
tijd.

Sprinten, speerwerpen, 
verspringen, wielrennen,
slaan, werpen (frisbee, 
handbal, honkbal).

Slide 13 - Slide

Maximale snelheid
Maximale cyclische snelheid = basissnelheid (100m sprint).
Maximale a-cyclisch= motorische actiesnelheid (karate trap).

De maximale snelheid is afhankelijk van:
  • Beheersing van de techniek (van de desbetreffende sporttak)
  • De snelheid van neuro-musculaire processen
  • Het niveau van de kracht (F-max, snelkracht, explosieve kracht)
  • De wilskracht/motivatie

Slide 14 - Slide

Snelheidsuhv/ uhv in snelheid

Een snelheid langer proberen vast te houden. Bij snelheiduithoudingsvermogen ligt de snelheid beduiden hoger dan bij 
uithoudingsvermogen in 
snelheid.

100m sprint, 400m sprint,
50m vrije slag zwemmen,
baanwielrennen Keirin.

Slide 15 - Slide

Test je kennis!?

Slide 16 - Slide

Hoeveel snelheid je kunt ontwikkelen heeft te maken met de soort spiervezels, wat is waar:
A
Niet iedereen heeft fast twitch spiervezels
B
Hoe meer fast twitch spiervezels hoe sneller
C
Niet iedereen heeft slow twitch spierezels
D
Hoe meer slow twitch spiervezels hoe sneller

Slide 17 - Quiz

Cyclische snelheid
a-cyclische snelheid

Slide 18 - Drag question

Met goede training is snelheid met .....-.....% te verbeteren:
A
5-10%
B
10-15%
C
15-20%
D
20-25%

Slide 19 - Quiz

Sleep de soorten snelheid in de juiste volgorde:
0m
ca. tot 35m
ca. 35 tot 65
ca. 65 tot 100m
Reactie snelheid
Basis snelheid
Snelheid UHV
Acceleratie snelheid
Maximale snelheid

Slide 20 - Drag question

Binnen welk energiesysteem kun je de meeste snelheid ontwikkelen
A
Fosfaatsysteem
B
Melkzuursysteem
C
Zuurstofsysteem
D
In niet afhankelijk van het energiesysteem

Slide 21 - Quiz

Positieve invloed op snelheid
Negatieve invloed op snelheid
Vermoeidheid
Veel rode spiervezels
Dikkere spiervezels
Goede lichaamstemperatuur
Weerstand, hoe minder weerstand

Slide 22 - Drag question