Overheidsfinancien

1 / 30
next
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Overheidsfinanciën

Slide 2 - Mind map

Staatsschuld(quote) 
  • Staatsschuldquote = (staatsschuld / bbp) x 100%
  • Nederland 2020: 
  •      Schuld: €491mld
  •      Bbp: €778mld 

Slide 3 - Slide

De rijksbegroting

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Nederlandse rijksbegroting

Slide 6 - Slide

Ontvangsten
  • Belastingen/premies;
           -Directe belastingen
           -Indirecte belastingen
  • Niet belastingen
  • inkomsten uit deelneming
  • accijns/retributies

Slide 7 - Slide

Uitgaven 
  • overdrachtsuitgaven                  (nb ook aflossing staatsschuld)
  • overheidsbestedingen 
  - investeringen
  - consumptie

Slide 8 - Slide

Investeringen
-sociale zekerheid
-zorg
-gemeentefonds, provinciefonds en 
btw-compensatiefonds
-onderwijs cultuur en wetenschap
-buitenlandse zaken
-justitie en veiligheid
-defensie
-rentelasten

Slide 9 - Slide

Uitgaven 
  • overdrachtsuitgaven
  • Bestedingen 
  - investeringen
  - consumptie

Slide 10 - Slide

Overheidssaldo
  • Ontvangsten - uitgaven =  overheidssaldo 
  • negatief overheidssaldo
       -onderhandse leningen
       -obligatieleningen
  • positief overheidssaldo

Slide 11 - Slide

Overheidsfinanciën 








Niek Loonen, Wytze Bressers en Jelle Franck
Overheidsfinanciën 
  • Begrotingstekort:
    Totale inkomsten - Totale uitgaven 

  • Bij tekort groeit de staatsschuld

  • Bij een overschot kunnen we aflossen op de staatsschuld --> lagere rentekosten

Slide 12 - Slide

Begrotings- en financieringstekort
  • Financieringstekort = hoeveel is onze bestaande schuld nu daadwerkelijk toegenomen/afgenomen?


  • Financieringstekort = begrotingstekort - aflossingen

Slide 13 - Slide

Begrotingstekort
Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, heeft ze een begrotingstekort.

Tegenovergestelde is een 
begrotingsoverschot. 


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort 
Begrotingstekort - aflossing staatsschuld= financieringstekort
Financieringstekort= toename staatsschuld

Slide 18 - Slide

Het overheidstekort wordt gezien als uitgestelde vorm van belastingbetaling omdat de overheid die nu een begrotingstekort heeft, dit in de toekomst met de belastingen zal moeten dekken. De inkomsten bestaan al voor een groot deel uit belastingen, maar deze kunnen in de toekomst verhoogd worden om inkomsten dichter bij de uitgaven te brengen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Belangrijke SE-opgaven (classroom)
  • Opgave staatsschuld

  • Opgave Investeringen overheid t.b.v. economische ontwikkeling

  • Uitwerking op papier 
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Actualiteit
  • economie word draaiende gehouden
  • tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)
  • beschermen banen
  • Moderne Monetaire Theorie (MMT)

Slide 21 - Slide

1

Slide 22 - Video

04:46
Als de staatsschuldquote stijgt maar de staatschuld neemt af, wat gebeurt er dan met het bbp?
A
Het bbp blijft gelijk
B
Het bbp daalt procentueel sterker dan de staatsschuld
C
Het bbp stijgt procentueel, maar wel minder dan de daling van de staatsschuld
D
Dit heeft geen invloed op het bbp

Slide 23 - Quiz

Bereken de staatsschuldquote van dit land

Slide 24 - Open question

Afsluitende opgave

Slide 25 - Slide

Gegevens:
- BBP: €800 mld  
- Staatsschuldquote (einde van het jaar): 56%
- Begrotingstekort: €40 mld
- Financieringssaldo: - €22mld
- Overheidsinkomsten: 30% van het BBP

A: Welk bedrag zal de overheid gaan lenen in dit jaar?

B: Bereken de omvang van de aflossingen in dit jaar.

C: Hoe groot is de staatsschuld aan het einde van het jaar? 

D: Bereken de overheidsuitgaven (Inclusief de aflossing) 

Slide 26 - Slide

Antwoorden
A: Welk bedrag zal de overheid gaan lenen in dit jaar?


Het begrotingstekort geeft aan hoeveel er geleend moet worden. Dus € 40 mld.

Slide 27 - Slide

Antwoorden
B: Bereken de omvang van de aflossingen in dit jaar.

 Als er € 40 mld. geleend is (begrotingstekort) en de staatsschuld met € 22 mld. is toegenomen (financieringstekort), dan moet er € 18 mld. afgelost zijn.
OF:
Financieringstekort = Begrotingstekort – Aflossingen
22 = 40 – ??
⇒ ?? = 18

 


 

 

Slide 28 - Slide

Antwoorden
C: Hoe groot is de staatsschuld aan het einde van het jaar? 

Staatsschuldquote = 56%
BBP = € 800 mld.
⇒ staatsschuld = 0,56 × 800 = € 448 mld
In dit jaar is de staatsschuld met € 22 mld. groter geworden (financieringstekort).
Schuld aan het eind was € 448.
Schuld aan het begin was dus € 426 mld.

Slide 29 - Slide

Antwoorden
D: Bereken de overheidsuitgaven (Inclusief de aflossing) 

Overheidsinkomsten zijn 30% van € 800 mld = € 240 mld.
De overheid moest € 40 mld. lenen.
De overheid heeft dus € 280 mld. uitgegeven (inclusief aflossingen)

Slide 30 - Slide