Vierde les: Fouten herhalen + schrijven 2.1

Wat gaan we deze les doen?
  • Herhalen van fouten die veel mensen in de diagnostische toets hebben gemaakt.
  • Theorie 2.1  SCHRIJVEN IN FASEN.
  • Klassikaal wat opdrachten maken.
  • Starten met het maken van de examenopdracht: een schrijfplan maken.
  • Volgende week geen les. Ik wil het schrijfplan in TEAMS ontvangen VOOR maandag 21 maart.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?
  • Herhalen van fouten die veel mensen in de diagnostische toets hebben gemaakt.
  • Theorie 2.1  SCHRIJVEN IN FASEN.
  • Klassikaal wat opdrachten maken.
  • Starten met het maken van de examenopdracht: een schrijfplan maken.
  • Volgende week geen les. Ik wil het schrijfplan in TEAMS ontvangen VOOR maandag 21 maart.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je leert van je werkwoordspellingsfouten.
  • Je weet wat een schrijfplan is.
  • Je begrijpt het nut van een schrijfplan.
  • Je kunt een schrijfplan maken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De bus ----- om acht uur weg.
A
rijd
B
rijdt

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De leraar ----- dat geen goed voorbeeld.
A
vind
B
vindt

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De bus ----- om tien uur in Goes.
A
arriveert
B
arriveerd

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Marieke --- zich in haar kamer.
A
verkleed
B
verkleedt

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Julia ----- snel vanwege haar lichte huid.
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Je ----- hoe laat de groep naar bed gaat.
A
raad
B
raadt

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De chirurg ----- hem meteen.
A
opererde
B
opereerde
C
geopererde
D
geopereerde

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De chirurg ----- hem meteen.
A

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Hij ----- door het huis op krukken.
A
strompelte
B
strompelde
C
gestrompelte
D
gestrompelde

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De chirurg ----- hem om te stoppen met voetballen.
A
adviseerte
B
adviserte
C
adviseerde
D
adviserde

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Het jeugdteam ----- hij vol enthousiasme.
A
coachen
B
coachde
C
coachte
D
coacht

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

VERLEDEN TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
De pupillen----- dat seizoen veel doelpunten.
A
scorde
B
scoorden
C
scorte
D
scoorte

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Theorie 2.1: Schrijven in fasen
  • Theorie 2.1 SCHRIJVEN IN FASEN.
  • Klassikaal wat opdrachten maken
  • Starten met het maken van de examenopdracht: een schrijfplan maken.

Volgende week geen les. Ik wil het schrijfplan in TEAMS ontvangen VOOR maandag 21 maart.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

EEN SCHRIJFPLAN MAKEN

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat kan er gebeuren als je GEEN schrijfplan maakt, denk je?

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Welk nut heeft een schrijfplan?
  • Hierdoor dwaal je minder snel af van je onderwerp en tekstdoel.
  • Je denkt van te voren heel goed na over voor welk publiek je gaat schrijven en welke bronnen je gaat raadplegen.
  • Je wordt gedwongen na te denken over de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. 
  • Je wordt gedwongen van tevoren na te denken over argumenten.

Dit levert je een goede kwaliteit van je schrijfproduct op.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoe zit zo'n schrijfplan in elkaar?
Een schrijfplan bestaat uit drie fases:


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk Schrijven 2.1

Kijk naar opdracht 1.
Welk onderwerp is het MINST geschikt?
A
invloed van suiker op de gezondheid
B
populariteit van superfoods
C
voeding van de prehistorie tot nu
D
werking van verschillende diëten

Slide 24 - Quiz

Veel te groot onderwerp
Hoofdstuk Schrijven 2.1

Kijk naar opdracht 2.1
Welke tekstsoort past het beste bij de opdracht Burgerschap?
A
advertentie
B
betoog
C
informatief artikel
D
recensie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdstuk Schrijven 2.1

Kijk naar opdracht 2.2
Welke tekstsoort past het beste bij de stageopdracht?
A
advertentie
B
betoog
C
informatief artikel
D
instructie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat zou je bij 2 kunnen invullen?
Wat zou een betrouwbare bron kunnen zijn bij 3?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Stuur een afbeelding van jouw betrouwbare bron toe.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

timer
1:00

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welke deelonderwerpen kun je maken met behulp van de bron?

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Wat verwacht ik van je?
  • Dat je nu aan het huiswerk begint.  De opdracht staat klaar in TEAMS.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je vandaag geleerd?
Je hebt van je werkwoordspellingsfouten geleerd.
Je weet nu wat een schrijfplan is.
Je begrijpt nu het nut van een schrijfplan.
Je kunt als het goed is een schrijfplan maken.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions