IDEWIS und (fe)esttenten- regel

1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

(fe)esttenten

Slide 2 - Slide

Lesdoel
- leer de pers. voornaamwoorden.
- leer de uitgangen van de zwakke (regelmatige) werkwoorden  in de tegenwoordige tijd.
- de 5 uitzonderingen bij de zwakke (regelmatige) werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik = ich
wij = wir
jij = du
jullie = ihr
hij, de jongen = er
zij = sie
zij, het meisje = sie
u = Sie
het, het kind = es 

Slide 4 - Slide

IDEWIS

Slide 5 - Slide

Stam
de stam van een werkwoord!
hele werkwoord - en (of soms alleen -n)


hele werkwoord
stam
wohnen
wohn
spielen
spiel

Slide 6 - Slide

uitgangen
ik
ich
- e
wij
wir
- en
jij
du
- st
jullie
ihr
- t
hij
er
- t
zij
sie
-en
zij
sie
- t
u
Sie
-en
het
es
- t
men
man
- t

Slide 7 - Slide

uitgangen
wohnen = wonen
spielen = spelen
ich
wohne
spiele
wir
wohnen
spielen
du
wohnst
spielst
ihr
wohnt
spielt
er
wohnt
spielt
sie
wohnen
spielen
sie
wohnt
spielt
Sie
wohnen
spielen
es
wohnt
spielt

Slide 8 - Slide

Wat te doen!
- het hele werkwoord staat voor de opgave
- daar streep je de -en (of alleen de -n) van weg
- daarna kijk je welk pers. vnw. in de zin staat, dit is het onderwerp.
- en dan plak je de uitgang achter de stam.

Slide 9 - Slide

LET OP! Uitzonderingen

- stam op S-klank ( s, ss, ß, z of x) (alleen de du vorm) 
hier valt de -   s   - van de -st weg.

- stam op -d, -t, (-m of -n) (alleen  de -st/-t uitgangen)
hier komt er een extra -   e  -

Slide 10 - Slide

LET OP! : Uitzonderingen
stam op S-klank
stam op -d, -t, -m en -n
du reis -  s  t = reist
du red-  e  -st  
er, sie es red -  e  -t
ihr red -  e  -t

Slide 11 - Slide

Stam
de stam van een werkwoord!
hele werkwoord - en (of soms alleen -n)


hele werkwoord
stam
heißen
heiß
arbeiten
arbeit
reden
red
atmen
atm
öffnen
öffn

Slide 12 - Slide

LET OP! : Uitzonderingen
heißen = heten
antworten = antwoorden
reden = praten
atmen = ademen
öffnen = openen
ich
heiß e
antwort e
red e
atm e
öffn e
du
heiß s t
antwort e st
red e st
atm e st
öffn e st
er, sie, es, man
heiß t
antwort e t
red e t
atm  e t
öffn e t
wir
heiß en
antwort en
red en
atm en
öffn en
ihr
heiß t
antwort e t
red e t
atm e t
öffn e t
sie, Sie
heiß en
antwort en
red en
atm en
öffn en 

Slide 13 - Slide