LJ1 Fictie-opdracht 1

  • Werkboek en etui op tafel
  • Luister rustig naar het voorlezen.
Creatieve fictie-opdracht
timer
12:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

  • Werkboek en etui op tafel
  • Luister rustig naar het voorlezen.
Creatieve fictie-opdracht
timer
12:00

Slide 1 - Slide

De komende 3 weken
- Aan de slag met fictie van hoofdstuk 1, 2 en 3.
- Korte toets op woensdag 23 oktober

Slide 2 - Slide

Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)

Slide 3 - Slide

Fictie of non-fictie?
Twee verdachten van een woningoverval in Hattem zijn later op de avond op het station in Zwolle opgepakt. Een oplettende voorbijganger zag twee mannen die voldeden aan het signalement dat via Burgernet werd verspreid en seinde de politie in.


Slide 4 - Slide

Fictie of non-fictie?
De tekst was van een nieuwsbericht
Dus een non-fictie tekst.

Slide 5 - Slide

Fictie of non-fictie?
Lisa is niet zo gelukkig. Ze voelt zich alleen en het lijkt alsof de wereld tegen haar is. Als haar opa dit hoort, weet hij dat de tijd is gekomen om haar het geheim van het leven te laten ontdekken. 

Opa neemt Lisa mee op een ontdekkingsreis waarin ze regelmatig met haar angsten wordt geconfronteerd. Langzaam groeit bij Lisa het gevoel dat er iets niet klopt. Draagt opa zélf ook nog een geheim met zich mee? Op het moment dat ze daarachter komt, verandert alles.

                                                                               Bron:Het meisje dat de wereld veranderde 


Slide 6 - Slide

Fictie of non-fictie?
De tekst was van de flaptekst van een leesboek
Dus een fictie tekst.

Slide 7 - Slide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord
  • Sommige woorden of uitdrukkingen (spreekwoorden) in een
     tekst kun je op twee manieren gebruiken:
     letterlijk en figuurlijk.
  • Letterlijk : Ik zit mijn handen in mijn haar
    (= ik ben bezig met mijn haar)
  • Figuurlijk : ik zit met mijn handen in het haar
    (= ik heb een probleem)
Creatieve fictie-opdracht

Slide 8 - Slide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord
Voorbeeld:
  • Van de hak op de tak springen
  • Letterlijk: van de ene tak op de andere springen
  • Figuurlijk: steeds over iets anders beginnen te praten
Creatieve fictie-opdracht

Slide 9 - Slide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik in een spreekwoord
Voorbeeld:
  • Als er één schaap over de dam is, volgen er meer
  • Letterlijk: de een na de andere schaap spring over de dam
  • Figuurlijk: Als er één iemand begint, volgen er meestal meer
Creatieve fictie-opdracht

Slide 10 - Slide

Opdracht:
  • Kies uit de kaartjes die je krijgt een spreekwoord dat jou
     aanspreekt. 
  • Maak van de letterlijke uitdrukking een eigen tekening.
  • Schrijf bij jouw tekening de figuurlijke uitdrukking en de
     betekenis ervan.
  • Werk netjes. Gebruik zo veel mogelijk het hele vel papier, en
     gebruik kleuren.
Creatieve fictie-opdracht

Slide 11 - Slide

Je werkt er deze week aan in de klas.
Doe het netjes en rustig.
Creatieve fictie-opdracht

Slide 12 - Slide

Creatieve fictie-opdracht
Vragen?

Slide 13 - Slide