This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Persoonsvorm, onderwerp en gezegde
Slide 1 - Slide
persoonsvorm
Slide 2 - Mind map
Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen: fietsen, lopen, spelen, kruipen, slapen.
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
Je kunt de persoonsvorm (pv) op drie manieren vinden:
1. Maak de zin vragend: de pv komt vooraan
2. Zet de zin in een andere tijd: het woord dat verandert, is de pv
3. Verander het aantal in de zin: het woord dat verandert, is de pv
Slide 4 - Slide
De zon staat hoog aan de hemel.
Slide 5 - Open question
We zijn water aan het drinken.
Slide 6 - Open question
De prooi werd verslonden door het roofdier.
Slide 7 - Open question
Op het bureau ligt een klein briefje.
Slide 8 - Open question
De krokodil ligt roerloos te wachten.
Slide 9 - Open question
Bevend van angst kwam hij tevoorschijn.
Slide 10 - Open question
onderwerp
Slide 11 - Mind map
Onderwerp
Het onderwerp van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet.
Slide 12 - Slide
Onderwerp
Slide 13 - Slide
Het blije kind hinkelt.
Slide 14 - Open question
In de zomer is het zwembad door mijn moeder gekocht voor Joan.
Slide 15 - Open question
Een glas limonade zal door mijn tante nooit gedronken worden.