What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 2 Thema beroepspraktijkvorming. Taak 8 Een stageverslag schrijven
Vorige keer
de
werkwoordspelling
in de
tegenwoordige tijd en verleden tijd
op de juiste manier toepassen.
het
voltooid deelwoord
op juiste manier gebruiken.
hoofdletters
op de juiste manier gebruiken.
leestekens
en
interpunctie
gebruiken.
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vorige keer
de
werkwoordspelling
in de
tegenwoordige tijd en verleden tijd
op de juiste manier toepassen.
het
voltooid deelwoord
op juiste manier gebruiken.
hoofdletters
op de juiste manier gebruiken.
leestekens
en
interpunctie
gebruiken.
Slide 1 - Slide
Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw j. Van der Veen
B
Mevrouw J. Van Der Veen
C
mevrouw Van der Veen
D
mevrouw van der veen
Slide 2 - Quiz
Spelling goed of fout?
De atleet vergrote zijn voorsprong tijdens de wedstrijd.
Slide 3 - Poll
Spelling goed of fout?
De toerist reisde per boot naar zijn nieuwe bestemming.
Slide 4 - Poll
Spelling goed of fout?
De verpleegkundige verbondt de arm van de patiënt.
Slide 5 - Poll
Lesdoelen
Ik kan:
in mijn schrijfproduct het
onderwerp, de deelonderwerpen en hoofdgedachte
duidelijk maken
gebruik ik in mijn schrijfproduct een hoofdstructuur:
inleiding, middenstuk en slot
inzicht hebben in mijn
publiek
en houd daar rekening mee in mijn schrijfproduct.
Slide 6 - Slide
37. Onderwerp, hoofdgedachte
onderwerp
: waarover je gaat schrijven (
1 woord, enkele woorden
)
deelonderwerp
: tussenkopjes boven alinea (
gedeeltelijk over het onderwerp
)
hoofdgedachte
: 1 zin samengevat wat is de belangrijkste uitspraak over het onderwerp.
Slide 7 - Slide
38. Hoofdstructuur
Inleiding
(onderwerp, hoofdgedachte, korte alinea)
Middenstuk
(verdeeld in alinea's, met tussenkopjes, uitgebreid)
Slot
(conclusie, samenvatting,
aanbeveling etc., korte alinea)
Slide 8 - Slide
13. Overzicht publiek
Wat is je doel?
(informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren)
Wie is je publiek?
(Wat zijn zij? Welke kennis hebben zij?)
Wat is je onderwerp?
(Interessant, voorbeelden, bereiken)
Tekstvorm
(flyer, verslag, artikel, formulier, mail, brief)
Taal
(welke taal gebruik je? wat is de toon van?)
Slide 9 - Slide
14. Wie is je publiek?
Stappenplan publiek
1 persoon of meerdere personen
Bekenden of onbekenden
(iets gemeenschappelijks)
Voorkennis
onderwerp, wat wil publiek nog meer weten
Niveau publiek
, taalgebruik makkelijk/vaktaalwoorden
Slide 10 - Slide
17. Taalgebruik afstemmen
Gebruik taal dat je publiek begrijpt en past bij de situatie
Vaktaalwoorden
vb. zwaluwstaart (bioloog vogel, timmerman houtverbinding, verpleegster soort pleister)
Korte zinnen
Geef voorbeelden
Toon
(hoe je overkomt
op iemand anders)
Slide 11 - Slide
Evalueren
Ik kan:
in mijn schrijfproduct het
onderwerp, de deelonderwerpen en hoofdgedachte
duidelijk maken
gebruik ik in mijn schrijfproduct een hoofdstructuur:
inleiding, middenstuk en slot
inzicht hebben in mijn
publiek
en houd daar rekening mee in mijn schrijfproduct.
Slide 12 - Slide
Volgende keer
Thema
: Beroepspraktijkvorming
Taak 8:
Een stageverslag schrijven
Slide 13 - Slide
Maken
Thema:
Beroepspraktijkvorming
Taak 8:
Een stageverslag schrijven 2F
Opdracht
online
2, 4, 5, 6
(opdracht 6 stage inleveren via
magister en in lob portfolio)
Slide 14 - Slide
Uitleg opdrachten
Opdracht 2
: lees de tekst inleiding stageverslag. Welke onderdelen zie je in de inleiding?
Opdracht 4
: samenvatting en inhoudsopgave maken
Opdracht 5:
verslag Mysteryland
Opdracht 6
: logboek en verslag over stage
Slide 15 - Slide
Maken
Thema:
Beroepspraktijkvorming
Taak 8:
Een stageverslag schrijven 3F
Opdracht
online
2, 4, 5, 8
(opdracht 8 inleveren via Magister
en lob portfolio)
Slide 16 - Slide
2. Communicatiedoelen
Aanvullende communicatiedoelen
(informeren, instrueren, overtuigen, activeren, amuseren)
uiteenzetten
(neutrale, objectieve manier informatie)
voorbeeld: voor- en nadelen, beschrijving, verklaring
beschouwen
(verschillende verklaringen/meningen over een onderwerp. Geen eigen mening. Doel publiek eigen mening laten vormen.)
Slide 17 - Slide
23. Verslag, rapport, nota
Rapport: hoofddoel informeren, bevat feiten
voorbeelden: werkweek, stageperiode, discussie, onderzoek, statusrapport (stand van zaken activiteit of project)
Nota: uitgebreid verslag/rapport
(achtergronden en details over onderwerp, vaak gebruikt om beleid te maken)
Slide 18 - Slide
53. Verslagen, rapport schrijven
Hoofdvraag (vraag over onderwerp waarop je antwoord wil)
Deelvragen (over hoofdvraag, deelonderwerpen)
Bronnen (noteer ze)
Informatie selecteren uit bronnen in steekwoorden
Middenstuk schrijven verdeeld in deelonderwerpen
Inleiding, slot schrijven aansluiten middenstuk
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Les 3 Thema beroepspraktijkvorming. Taak 8 Een stageverslag schrijven
January 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Week 2 Een stageverslag schrijven
February 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 5 Omgaan met collega's Taak 18 Een duidelijke overdracht schrijven
June 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
hoofdgedachte, onderwerp, deelonderwerp
January 2024
- Lesson with
17 slides
Other languages
Secondary Education
Rapport schrijven
February 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Les 1 Omgaan met collega's taak 18 Duidelijk overdracht schrijven
November 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Les 1 Omgaan met collega's taak 18 Duidelijk overdracht schrijven
September 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Nederlands: begrijpend lezen
January 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs