Les 1 Klas 2 H1 1.1 Fictie

Welkom
Welkom bij de tweede les Nederlands van dit schooljaar :)

Doen:
-Ga rustig zitten. 
-Let je boek, etui en laptop op tafel.
-Je laptop houd je nog dicht.
-Wacht tot de docent begint. 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom
Welkom bij de tweede les Nederlands van dit schooljaar :)

Doen:
-Ga rustig zitten. 
-Let je boek, etui en laptop op tafel.
-Je laptop houd je nog dicht.
-Wacht tot de docent begint. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Welkom en programma van de les
2. Talent inloggen en aanmelden bij de juiste klas
3. Start les in werkboek paragraaf 1.1 Fictie: theorie, opdrachten samen, tekst lezen, opdrachten zelfstandig

Slide 2 - Slide

Inloggen bij Talent online

  • Ga naar ITSLEARNING
  • Ga naar Methodes
  • Klik op methode Nederlands Talent
  • Je komt dan in het overzichtscherm van de methode Talent
  • Voer de klascode in, je krijgt deze van de docent.

Slide 3 - Slide

Rechtsonderin klik je op het blauwe rondje.

Slide 4 - Slide

Voeg in de klascode: 769742

Slide 5 - Slide

Fictie 1.1 
De eerste les.

Slide 6 - Slide

Fictie 1.1 
Leerdoelen
In deze paragraaf herhaal je:
  • wat het verschil is tussen fictie en non-fictie;
  •  wat een personage is;
  • wat spanning en spanningsvragen zijn;
  • hoe je een boek beoordeelt.

Slide 7 - Slide

Fictie 1.1 
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie? 

Fictie: 


Non-fictie:

Slide 8 - Slide

Fictie 1.1 Fictie en non-fictie
  • fictie = een verzonnen tekst.
    Bijvoorbeeld een verhaal, gedicht, leesboek en film.

  • non-fictie = een tekst over iets wat echt is gebeurd.
     Bijvoorbeeld een krantenbericht, artikel, recept en handleiding.

Slide 9 - Slide

Fictie 1.1 
Wat is een personage? 

Welke verschillen tussen personages zijn er in een verhaal?

Slide 10 - Slide

Fictie 1.1 Personage
Een persoon in een verhaal is een personage. 

Je leert zijn karakter kennen door wat hij denkt, voelt, zegt en doet.

Slide 11 - Slide

Fictie 1.1 
Spanning: wat zorgt er voor spanning in een verhaal? 

Slide 12 - Slide

Fictie 1.1 
1. Het verhaal roept spanningsvragen op; 
2. Spannende of griezelige omgeving;
3. Uitstellen gebeurtenissen; 
4. Het hoofdstuk eindigt met een cliffhanger. 

Slide 13 - Slide

Fictie 1.1
Opdrachten 

Gezamenlijk opdracht 2

Gezamenlijk lezen van tekst 1 Wraak

Zelfstandig opdracht 3, 4, 5, 6 (zie instructie op het bord)
Heb je dat af ga dan verder met opdracht 7 en 8



Slide 14 - Slide

Beoordelen van een boek
In een beoordeling schrijf je op wat je van een boek vindt: je gebruikt hierbij beoordelingswoorden. 

Voorbeelden van beoordelingswoorden: eng, leerzaam, geschikt voor mijn leeftijd, interessant, ontroerend




Slide 15 - Slide

Beoordeling van een boek
Je vindt een verhaal bijvoorbeeld mooi, omdat je:
• heel erg meeleeft met de hoofdpersoon;
• nieuwsgierig bent naar de afloop van het verhaal;
• het verhaal heel mooi geschreven vindt;
• er allerlei gevoelens bij hebt: het verhaal maakt je verdrietig of boos, of je moet er om lachen.
Een beoordeling van een verhaal kan eindigen met het advies om het boek te gaan lezen, of juist niet

Slide 16 - Slide

Maken
Je kunt nu opdracht 7, 8 en 9 maken.

Daarna lezen we tekst 2 samen.

Slide 17 - Slide

Terugblik
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Hoe brengt een schrijver spanning aan in een verhaal?

Welke verschillende personages heb je in een boek?

Slide 18 - Slide