Thema 3 - les 6 - de stam van een werkwoord

Wat is het werkwoord?

Mijn ouders vertellen over vroeger.
A
vertellen
B
ouders
C
vroeger
D
over
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is het werkwoord?

Mijn ouders vertellen over vroeger.
A
vertellen
B
ouders
C
vroeger
D
over

Slide 1 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?

We lopen de halve dag door de stad.
A
We
B
halve
C
lopen
D
dag en stad

Slide 2 - Quiz

Wat is het werkwoord?

Ik luister naar leuke muziek op spotify.
A
naar
B
luister
C
muziek
D
spotify

Slide 3 - Quiz

lesdoel
Ik weet wat de stam van een werkwoord is en kan daarmee opdrachten maken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is de stam (ik-vorm) van : drinken


....... jij graag thee?
A
drink
B
drinkt
C
dronk
D
gedronken

Slide 6 - Quiz

tegenwoordige tijd
verleden tijd
Gisteren was het nog kouder. 
Het is vandaag erg koud.
Jasper poetste zijn tanden. 
We spelen buiten in de sneeuw 

Slide 7 - Drag question

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

maken

Slide 8 - Open question

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

schaatsen

Slide 9 - Open question

Wat is de STAM (ik-vorm) van het werkwoord

schaatsen

Slide 10 - Open question

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord
luisteren
A
luisteren
B
luister
C
luistert
D
luisterde

Slide 11 - Quiz

Wat is de stam (ik-vorm) van het werkwoord ?

vertellen
A
vertellen
B
vertelde
C
vertel
D
vertelt

Slide 12 - Quiz

stam van het werkwoord
hele werkwoord
schaatsen
bestaan
schrijf
vragen 
besta
lopen
was
schaats
wassen
schrijven
loop
vraag

Slide 13 - Drag question

Hoe herken je de stam van een werkwoord?

A
aan de wij-vorm
B
aan de jij-vorm
C
aan de hij-vorm
D
aan de ik-vorm

Slide 14 - Quiz

Taal
Blok 3 - les 6

Alle opgaven

Klaar: taalblobs

Slide 15 - Slide