Herhaling woorden 1.3, grammatica 1.4 - 1 kgt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Herhaling woorden, 

Start grammatica 1.4, 

1 kgt

Woorden 1.3

Welk woord in de volgende zin is een samenstelling:

De slimme leerling was onterecht gezakt voor zijn praktijkexamen.

Maak een samenstelling van de volgende woorden:

een tas die je gebruikt om te sporten

Grammatica 1.4

Woordsoorten

Infinitief

Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief

De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Voorkennis: wat is het infinitief van het werkwoord in de zin:
Ik bel mijn oma op.

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.

Zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

lidwoord

werkwoord

Voorzetsel

De

dj

draait

op

het

festival

aan de slag..

'Grammatica' 1.4

Opdrachten 1 t/m 7.

Klaar: 

Lees 'alle zinsdelen tot nu toe' (Blz. 29)

Welke zinsdelen kan je nu benoemen?

Elk puzzelstukje van de zin vertelt iets

Wie levert in?

Onderwerp

Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde en PV

Wanneer

Wat lever ik in?

Lijdend voorwerp

Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde 

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin, ook de persoonsvorm.

Het onderwerp (o) en de PV horen bij elkaar. Ze staan allebei in het enkelvoud of meervoud.

Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde

Bijvoorbeeld: Wie levert in? Antwoord ik

Lijdend voorwerp (lv)

Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen:
Wat (of wie) + WG + O

Bijvoorbeeld: wat lever (WG) ik (O)in

Antwoord: mijn dagboekverslag

Stappenplan zinsdelen:

1. Onderstreep de pv

2. Zet wg onder de pv en alle                  anderen werkwoorden die er zijn

3. Vraag: wie of wat + wg
     Zet o onder het onderwerp

4. Vraag wat + weg + o
     Zet lv onder het lijdend                       voorwerp

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Wat bakt jouw moeder eigenlijk?

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Brengt de postbode vandaag een pakketje?

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Zij koopt haar kleren altijd in de uitverkoop.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Deze medaille hebben wij vorig jaar verdiend.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Voor jou ga ik een uitzondering maken.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

Ik geef deze prachtige taart aan mijn vriend.

Verander de zin zo dat de zin in het meervoud en in de verleden tijd staat:

De jongen gaat naar school.

Verander de zin zo dat de zin in het enkelvoud en in de tegenwoordige tijd staat:

De leerlingen maakten het huiswerk.

Aan de slag

'Grammatica'

Opdrachten 8 t/m 16.

Klaar:

'Iets rustigs voor jezelf doen'

Spelling 1.5

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op:

Hij ... (landen) straks op Schiphol.

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op:

Ik ... (vinden) dat echt niet leuk.

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op:

Hoe vaak ... (gebeuren) dat nou?

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op:

Hoe oud ... (worden) je eigenlijk?

Schrijf de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd op:

Hoe oud ... (worden) je vader morgen?

Welk woord is goed gespeld?

1. applaudiseren
2. applaudisseren

Welk woord is goed gespeld?

1. de carriere
2. de carrière

Welk woord is goed gespeld?

1. de concentratie
2. de consentratie

Welk woord is goed gespeld?

1. de concurent
2. de concurrent

Welk woord is goed gespeld?

1. gezamelijk
2. gezamenlijk

Welk woord is goed gespeld?

1. in gedachten
2. in gedachte

Welk woord is goed gespeld?

1. kritisch
2. kritish

Welk woord is goed gespeld?

1. namenlijk
2. namelijk

Welk woord is goed gespeld?

1. onmiddelijk
2. onmiddellijk

Welk woord is goed gespeld?

1. de portemonee
2. de portemonnee