12 april

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 37 t/m 42.
  • Vervolg hoofdstuk 14. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken opdr. 37 t/m 42.
  • Vervolg hoofdstuk 14. 

Slide 1 - Slide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Slide

Hulpboek blz. 126
Ergon 24. 


Slide 5 - Slide

Ergon 

Slide 6 - Slide

Een houten paard


Taalboek blz. 62-63. 
Hulpboek blz. 55-56. 
Opdrachten 37 t/m 42

Slide 7 - Slide

Opdracht 37

Slide 8 - Slide

Opdracht 38
  • a Thetis wil haar zoon onsterfelijk maken met de bedoeling dat hij niet zal sterven in de oorlog.
  • b Thetis houdt er geen rekening mee dat het plekje op zijn rechterenkel waar zij Achilles met haar hand vasthoudt niet nat wordt.
  • c Dat betekent dat dat de zwakke plek van iemand is.

Slide 9 - Slide

Opdracht 39
  • Athena forceert een beslissing in de oorlog:
  • Athena geeft Odysseus het idee 
  • de Grieken bouwen het paard 
  • een deel soldaten verbergt zich in het paard 
  • anderen doen alsof ze de oorlog beëindigen door te vertrekken
  • maar liggen in hinderlaag te wachten.

Slide 10 - Slide

Opdracht 40
  • Priamos: verliest zijn zonen, zijn stad en zijn leven
  • Andromache: verliest haar geliefde man, de vader van haar kleine zoon; haar eigen familie is ze al kwijt door toedoen van Achilles/oorlog en ze verliest haar zoontje dat door Neoptolemos van de stadsmuur gegooid zal worden.
  • Achilles: weet dat hij zal sterven in deze oorlog; verliest zijn beste vriend
  • Hektor: verliest broers en zijn eigen leven

Slide 11 - Slide

Opdracht 41ab: Aoristus
  • Een van:
  • r.1ἔμαθον         een afgerond proces / een actie in het verhaal
  • r.5 εἶδον           eenmalige handeling / een actie in het verhaal
  • r.8 εἶπον           eenmalige handeling / een actie in het verhaal
  • r.9 ἔλιπον         een actie in het verhaal /een afgerond proces

Slide 12 - Slide

Opdracht 41: Imperfectum
  • Een van:
  • r.1 παρῆσαν       achtergrond van het verhaal
  • r.2 Ἔχαιρον      voortdurende situatie
  • r.2/3 ἔβαινον    proces dat gaande was / herhaalde handeling
  • r.3 ἦσαν              voortdurende situatie / achtergrond van het verhaal
  • r.5 ἦν                   voortdurende situatie / achtergrond van het verhaal
  • r.6 ἐθαύμαζον   proces dat gaande was
  • r.6 ἐβούλευον   proces dat gaande was
  • r.8 ἤθελον          proces dat gaande was

Slide 13 - Slide

Opdracht 41c
  • a Eigen verwerking: Bijvoorbeeld:
  • De meeste aoristi in het verhaal staan er als actie tegen de achtergrond van het verhaal. Er is ineens iets gebeurd, de Grieken zijn vertrokken en er staat een paard op het strand. De meeste imperfecta beschrijven de achtergrond van het verhaal.
  • Concreet voorbeeld:
  • r.1ἔμαθον: Als deze aoristus een imperfectum was, zou je kunnen concluderen dat ze het wel vernomen hadden maar niet begrepen.
  • r.8 εἶπον: Als deze aoristus een imperfectum was, zou je kunnen concluderen dat er veel meer mensen verschillende dingen zeiden, en er geen eenduidige mening was. Vergelijk bv. met het imperfectum ἐβούλευον (r.6) waar het imperfectum een proces aangeeft dat voortduurt.

Slide 14 - Slide

Opdracht 42
  • a Nee, sommigen willen het in brand steken, anderen willen het als geschenk aan Athena naar haar tempel in de stad Troje brengen.
  • b Athena fluistert Odysseus de list in. Poseidon laat zijn priester de Trojanen waarschuwen. De goden sturen de slangen om de priester Laokoön het zwijgen op te leggen.

Slide 15 - Slide

Opdracht 43
  • 1.r.3 ἔβαινον[ε voor de stam]
  • 2.r.8 ἤθελον[verlenging van stam ε naar η]
  • 3.r.12 ἦγον[verlenging van stam α naar η]
  • 4.r.22 ἐπέπεσον[ε achter voorvoegsel en voor stam + wegvallen -ι bij voorvoegsel]
  • 5.r.23 περιέπλεκον [ε achter voorvoegsel en voor stam]

Slide 16 - Slide

Opdracht 44
  • a infinitivus: r.8 διαφθείρειν
  • b imperativus: twee uit: r.15 νομίζετε; r.17 (Μὴ) πιστεύετε; r.17 γιγνώσκετε
  • c vocativus: r.15 ἄφρονες

Slide 17 - Slide

Opdracht 45
  • a 1 ὁ δὲ Λαοκόων, ὁ τοῦ Ποσειδῶνος ἱερεύς
  • 2 τῶν υἱῶν
  • 3 δύο δράκοντες ἐκ τῆς θαλάττης
  • b 1 Laokoon, de priester van Poseidon
  • 2 (van) de zonen
  • 3 Twee slangen uit de zee
  • c r.22-24 Πρῶτον μὲν τοῖς τέκνοις τὰ μακρὰ σώματα περιέπλεκον, ἔπειτα δὲ καὶ τὸν πατέρα εἷλον.

Slide 18 - Slide

Opdracht 46
  • a r.20 Ἐξαίφνης; r.21 Αὐτίκα; r.22 Πρῶτον μὲν; r.23 ἔπειτα δὲ
  • b aoristus
  • c Eigen verwerking.

Slide 19 - Slide

Opdracht 47
  • a De Trojanen beschouwden hun dood als een straf van de goden en brachten uit angst het paard zo snel mogelijk naar Troje; ze begrepen namelijk het gevaar niet.
  • b De imperfecta ἐνόμιζον en ἐγίγνωσκον geven aan dat de situatie voortduurt en nog niet is afgerond. De Trojanen weten nog steeds niet beter op dit moment in het verhaal. De aoristus ἤγαγον geeft een afgerond proces aan. De Trojanen brengen daadwerkelijk het paard de stad in.

Slide 20 - Slide

Opdracht 

Slide 21 - Slide

Hulpboek blz. 117
Erga 8, 9, 10.


Slide 22 - Slide

Ergon 

Slide 23 - Slide

Ergon 1

Slide 24 - Slide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 14.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 150.
  • Lees Tekstboek blz. 62 en 63. 
  • Maak Hulpboek blz. 55-56, opdr. 43 t/m 47.

Dit is ook huiswerk. 

Slide 25 - Slide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 26 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 27 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 28 - Open question