H4 grammatica congruentie en inversie

H4 grammatica zinsdelen
Doel: Je leert over congruentie en inversie.  (boek blz. 130)
Je kan congruentie en inversie herkennen.

Congruentie = overeenkomst tussen de persoonsvorm (persoon en getal) en het onderwerp in de zin.  (Ik loop)
Inversie = als het onderwerp achter de persoonsvorm staat: een andere zinsvolgorde dan het "normale" onderwerp vóór de persoonsvorm. (Loop ik?)
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 grammatica zinsdelen
Doel: Je leert over congruentie en inversie.  (boek blz. 130)
Je kan congruentie en inversie herkennen.

Congruentie = overeenkomst tussen de persoonsvorm (persoon en getal) en het onderwerp in de zin.  (Ik loop)
Inversie = als het onderwerp achter de persoonsvorm staat: een andere zinsvolgorde dan het "normale" onderwerp vóór de persoonsvorm. (Loop ik?)

Slide 1 - Slide

Aantekening: congruentie
Enkelvoudig onderwerp > enkelvoudige persoonsvorm, bijvoorbeeld De jongen zwaait. 
Meervoudig onderwerp > meervoudige persoonsvorm, bijvoorbeeld De jongens zwaaien.              

 Opletten bij:
1. Enkelvoudige kern + meervoudige nabepaling: De school (enkelvoud) vissen (meervoud) zwom in de vijver. 
Hierbij kijk je naar de kern van het onderwerp (school). 

2. Het onderwerp is een verzamelnaam voor meerdere personen: De jeugd zit nu veel thuis. 
Net als vakbond, team, groep, koor, maar niet bij bijvoorbeeld ouderen

Slide 2 - Slide

Aantekening: congruentie
Opletten bij:
3. Constructie een van de + meervoudig woord + die krijgt in de bijvoeglijke bijzin een meervoudige persoonsvorm: Een van de Groningers die naar Australië emigreerden, was mijn vader. 

4. Bij titels van boeken, films etc. volgt altijd een enkelvoudige persoonsvorm: 'De avondenis een film gebaseerd op het gelijknamige boek van Gerard Reve. 

5. Na een rekeneenheid (meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro) volgt een enkelvoudige persoonsvorm: Twee kilo kaas kost tegenwoordig meer dan tien euro. 

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm: Goed of fout?
''Een hoop leerlingen hebben een voldoende voor hun toets.''
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Fout, want:
''Een hoop leerlingen hebben''
Een hoop = enkelvoud
--> Een hoop (...) heeft

Slide 5 - Slide

Vul de pv in:
''Deze antibiotica
(werken) niet bij mensen die al vaker een kuur kregen.

Slide 6 - Open question

Vul de pv in:
Op de heuvel
(lopen) een kudde schapen rustig te grazen.
A
lopen
B
loopt

Slide 7 - Quiz

(Hebben) de politie te weinig personeel om kleine inbraken op te lossen?
A
Hebben
B
Heeft

Slide 8 - Quiz

Gisteren
(bezoeken) een klas brugklassers de oude molen bij Windesheim.
A
bezochten
B
bezocht

Slide 9 - Quiz

De media
(beschuldigen) de partijvoorzitter van fraude met verkiezingsgeld.
A
beschuldigen
B
beschuldigt
C
beschuldigd

Slide 10 - Quiz

Goed of fout?
''De directrice heeft twee werknemers ontslagen. Zij presteerde niet goed.''
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Goed of fout?
''Toen ik over de reling keek, zwommen een school vissen voorbij.''
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

(Zitten) in die grote plastic flessen met blauwe dop echt twee liter melk?
A
Zit
B
Zitten

Slide 13 - Quiz

Een van de wielrenners die ten val
(komen), (breken) zijn sleutelbeen.
A
kwam, brak
B
kwam, braken
C
kwamen, brak
D
kwamen, braken

Slide 14 - Quiz

(Zijn) Gooische vrouwen eerst als film of eerst als tv-serie uitgekomen?
A
Is
B
Zijn

Slide 15 - Quiz

Aantekening: inversie
Meeste zinnen hebben de woordvolgorde: onderwerp - persoonsvorm
Zinnen met inversie: persoonsvorm - onderwerp

Soms is inversie niet zichtbaar, omdat je het onderwerp dan niet kunt vaststellen. De zin heeft dan twee betekenissen: 

-Je beste vriend mag je zo nu en dan  wel op een foutje wijzen. 

Slide 16 - Slide

normale woordvolgorde (hoofdzin)

Wij gaan vandaag naar de markt.

onderwerp - persoonsvorm - rest van de zin. (opa)

Opdracht: pas inversie toe en maak er een goede zin van. 

Slide 17 - Slide

Wij gaan vandaag naar de markt.
Zin met inversie?

Slide 18 - Open question

Inversie mag bij: 
1. Vraagzinnen:
Gaan wij morgen naar de markt?
pv - onderwerp

2. Wanneer een zin niet met het onderwerp begint, maar met een ander zinsdeel (vaak is dat een plaats- of tijdbepaling).
Morgen gaan wij naar de markt.
ander zinsdeel - pv - onderwerp

Slide 19 - Slide

let op bij samengestelde zinnen

Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
*maar hebben wij nog steeds geen antwoord gekregen.


Slide 20 - Slide

Twee opties
Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
maar wij hebben  nog steeds geen antwoord gekregen.

Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
maar nog steeds hebben wij geen antwoord gekregen.


Slide 21 - Slide

Inversie is?
A
ow staat vóór de pv
B
ow staat achter de pv
C
ow staat alleen in de zin.
D
pv doet er niet toe.

Slide 22 - Quiz

Wanneer kan inversie niet?
A
Bij nevenschikking
B
Bij onderschikking
C
Bij een vraagzin
D
Bij een enkelvoudige zin

Slide 23 - Quiz

Is er sprake van inversie in deze zin?

Een rustig avondje op de bank is mij vandaag blijkbaar niet gegund.


A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Je kunt niet bepalen of er sprake is van inversie

Slide 24 - Quiz

Wel of geen inversie?
Wat baalde ik ontzettend van die regenbui tijdens mijn tuinfeest, zeg!
A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Niet af te leiden

Slide 25 - Quiz

In welke zin zit inversie?
A
Heb jij de kat gezien?
B
De kat heeft zijn mandje gevonden.
C
Gisteren heb ik de kat geknuffeld.
D
Het kattenmandje staat bij de verwarming.

Slide 26 - Quiz

Inversie of niet?
Op zondag maken mijn ouders een rondje in de cabrio.
A
Inversie
B
Geen inversie

Slide 27 - Quiz

Is er sprake van inversie in de zin:
Wie heeft Jim een klap gegeven?
A
ja
B
nee
C
dat is afhankelijk van de context

Slide 28 - Quiz

Wel of geen inversie?
Je pasgeboren nichtje vereer je zeker vaak met een bezoekje?
A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Niet af te leiden

Slide 29 - Quiz

Wel of geen inversie?
Een rustige avond op de bank is mij vandaag blijkbaar niet gegund.
A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Niet af te leiden

Slide 30 - Quiz

Wel of geen inversie?

De voorstanders willen de tegenstanders nog steeds niet tegemoetkomen.
A
Wel inversie
B
Geen inversie
C
Niet af te leiden

Slide 31 - Quiz

Is in de volgende vraag sprake van inversie?

Mijn vriendin zal ik na de vakantie weer zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz

Ik begrijp nu de begrippen 'congruentie' en 'inversie'.
Ja
Nee
Ik moet eerst de opdrachten maken om dat te weten.
Gedeeltelijk

Slide 33 - Poll

Aan de slag
Hoofdstuk 4 grammatica zinsdelen (over congruentie en inversie): opdracht 1  (de tweede) en 2 op de computer  = huiswerk.

Bestudeer de theorie blz. 130 en bekijk de video-uitleg

Slide 34 - Slide