toen sprongen ze uit de bomen en renden ze allemaal weg! Ze hadden bogen over hun schouder en sommigen hadden haar met de kleur van stro. Ze zagen er zo raar uit!’
De zusjes vertelden nog even verder, helemaal opgewonden en door elkaar heen, maar al snel bekroop Erkin een onheilspellend gevoel en hij trok aan de mouw van zijn vader.
‘Vader!’ zei hij. ‘Weet je nog die dag dat ik naar de rivier ging?’
Zijn vader knikte maar keek hem niet aan. Hij luisterde nog steeds naar de meisjes.
‘Vader!’ riep Erkin verontwaardigd. ‘Ik moet iets vertellen!’
Zijn stem klonk zo dringend dat zijn vader zich toch naar hem omdraaide. ‘Wat is er dan, jongen?’ vroeg hij.
‘Ik weet van die mensen! Bij de rivier heb ik een meisje ontmoet dat niet op ons leek!’
De man keek hem verbaasd aan. ‘Maar waarom heb je dan niets verteld?!’
‘Jij was te boos, jij wilde niet luisteren! En het dorpshoofd zette me meteen aan het werk! Ik kon het niemand vertellen, iedereen was veel te druk!’