H3A Ontbinden van een drieterm

Ontbinden van een drieterm
1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontbinden van een drieterm

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Drieterm
Een drieterm is een optelling van 3 termen (het is min of meer opgesloten in de naam term). Deze drie termen kun je NIET korter schrijven. Wanneer je drie termen korter kunt schrijven (denk aan de brugklas) wordt het een tweeterm of zelfs een getal.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Schrijf de volgende formule zo kort mogelijk
h=3m2m2+8m9+7m215m

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Plaats de formules op de juiste plaats.
Tweeterm
Getal
Drieterm
y=x²+4x
y=3m+8m-12m
y=a²+5a-6
y=3b²+5-3b-5
y=h²-16-12h
y=4w²-12

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de oplossing van de
vergelijking
(gebruik de grafiek)
x2+8x+15=0
y=x2+8x+15
A
x = -3
B
x = -3 en x = -5
C
x = -3 of x = -5
D
x = -5

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een juiste ontbinding van de tweeterm
(er kunnen meerdere antwoorden goed zijn)
y=36x2+12x
A
y = x(36x+12)
B
y=2x(18x+6)
C
y=3x(12x+4)
D
y=6x(6x+2)

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Onderdelen drieterm
a=b2+16b+28
Som
16 is in deze drieterm een som. Dat is het getal dat voor de variabele staat (inclusief het rekenkundig symbool + of -).
Product
28 is in deze drieterm een product. Dat is het getal dat los staat van elke variabele (inclusief het rekenkundig symbool + of -). De plaats in de formule kan wisselen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

NOTEER!: Stappen voor ontbinden van drieterm
  1. Zorg dat alle termen aan één kant van het =-teken staan
  2. Bepaal welk van de termen het product is
  3. Maak een tabel met alle combinaties van twee getallen die samen het product vormen
  4. Tel de twee getallen op en controleer of dit de som is die in de drieterm wordt gebruikt
  5. Klopt de getallen? dan kun je de drieterm ontbinden in factoren

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is het product in de onderstaande drieterm?
b=34+17xx2
A
17
B
-1
C
34
D
Er is geen product

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Geef twee getallen om het product -24 te maken

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het product in de volgende drieterm?
t=r2+14r+283r
A
14
B
28
C
-3
D
11

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het product in de onderstaande drieterm?
k=6t+26x2+9t

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Geef alle combinaties van twee (gehele) getallen om het product 15 te krijgen. (4 combinaties)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

In welk antwoord is de drieterm op de juiste manier ontbonden?
u=n2+4n21
A
u=(n-3)(n+7)
B
u=(n+3)(n-7)
C
u=(n-21)(n+4)
D
u=(n-4)(n+21)

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

In welk antwoord is de drieterm op de juiste manier ontbonden?
b=w2+15w16
A
b = (w+16)(w-1)
B
b = (w+15)(w+1)
C
b = (w-16)(w+1)
D
b = (w-15)(w-1)

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ontbind onderstaande drieterm in factoren
f=h2+12h+35

Slide 16 - Open question

f= (h+7)(h+5) f= (x-7)(x-5)
Ontbind de onderstaande drieterm in factoren
c=a2+4213a

Slide 17 - Open question

c= (a-7)(a-6)
Is de onderstaande formule
een tweeterm of een drieterm?
y=4x2+16x3x2+262x
A
Tweeterm
B
Drieterm
C
Geen van beide

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag:
Voorkennis afmaken en nakijken (ligt op mijn bureau)
§2.1 maken opdracht 1,2,4,5,7 en 9 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions