- kun je de verschillende tekststructuren herkennen
- kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen
- ken je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden en kun je de functie van delen in een tekst benoemen
H1 + H2 + H5 + H6
Leesboek mee!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Aan het eind van deze week:
- kun je de verschillende tekststructuren herkennen
- kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen
- ken je de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden en kun je de functie van delen in een tekst benoemen
H1 + H2 + H5 + H6
Leesboek mee!
Slide 1 - Slide
Bespreken
Hoofdstuk 1: opdracht 4
Slide 2 - Slide
Van welke vaste tekststructuur is sprake als de tekst als volgt is opgebouwd?
Inleiding: Vraag Middenstuk: Antwoord(en) Slot: Samenvatting of conclusie
A
aspectenstructuur
B
verleden/heden/(toekomst)structuur
C
verklaringsstructuur
D
vraag/antwoordstructuur
Slide 3 - Quiz
Inleiding
slot
middenstuk
anekdote
conclusie
geen nieuwe informatie
een of meerdere vragen stellen
aanleiding vertellen
onderwerp aankondigen
functie is aandacht treken
functie: opbouw/tekststructuur vertellen
functie: hoofdgedachte uitwerken
functie: deelonderwerpen bespreken
samenhang door verbindingsmanieren
samenvatting
meerdere alinea's
functie: tekst afsluiten
advies
Slide 4 - Drag question
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
aspecten-
structuur
argumentatie-
structuur
verklarings-
structuur
inleiding:
onderwerp
inleiding:
standpunt
inleiding:
bepaald
verschijnsel
Slide 5 - Drag question
Welke tekststructuur herken je?
A
argumentatiestructuur
B
probleem/
oplossingsstructuur
C
verklaringsstructuur
Slide 6 - Quiz
Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur
Slide 7 - Quiz
Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Voor- en nadelenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Aspectenstructuur
Slide 8 - Quiz
Welke vaste tekststructuur heeft de voorkeur bij het schrijven van een betoog?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag/antwoord-structuur
C
Een argumentatiestructuur
D
Een verklaringstructuur
Slide 9 - Quiz
WAAR
NIET WAAR
Als een tekst een duidelijke, vaste tekststructuur heeft,
zijn verbinding- of signaal-woorden overbodig.
Een achtergrondartikel
leent zich minder goed voor een verklaringsstructuur
dan een nieuwsbericht.
Een opiniestuk leent zich beter voor een argumentatiestructuur
dan een nieuwbericht.
Een nieuwbericht heeft vaak een aspectenstructuur.
In een nieuwsbericht
valt de schrijver vaak
met de deur in huis:
het belangrijkste nieuws.
In een tekst met een probleem-oplossing
wordt nooit de oorzaak van het probleem besproken.
Slide 10 - Drag question
Wat is de tekststructuur?
A
probleem -oplossingstructuur
B
vraag-antwoordstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur
Slide 11 - Quiz
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 12 - Drag question
Wat is géén tekststructuur?
A
aspectenstructuur
B
verleden-heden-toekomsstructuur
C
beoordelingsstructuur
D
verklaringsstructuur
Slide 13 - Quiz
Weet je nu:
- hoe je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur kunt herkennen?
- Hoe je een tekst moet opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden kunt benoemen?
Morgen: mag je het eerste uur gebruiken om aan de slag te gaan met je huiswerk!