Les 3_ H.4 Gram.zinsdelen_3vwo

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Goedemorgen. Welkom!

Welke twee zinsdelen ontbreken in een beknopte bijzin?

Vandaag

  

• Bespreken huiswerk (opdracht 2 en 3, blz. 161)
• Oefenen grammatica met slimleren.nl
  

H.4 Grammatica zinsdelen

Leerdoel
Na deze les: 

1. kan je beknopte bijzinnen 

herkennen en benoemen.

 H.4 Grammatica zinsdelen 

opdracht 2

Bespreken opdracht 2

• 1 bekn.bz [Loerend op haar prooi]; od
  
• 2 bijzin (hoe je snel een fietsband kunt plakken)
  
• 3 bijzin (dat hij alle kranen had vervangen)
  
• 4 bekn.bz [Na drie verloren finales eindelijk kampioen geworden]; vd
  
• 5 bekn.bz [op tijd aanwezig te zijn]; te + inf
  

 H.3 Grammatica Formuleren 

opdracht  3

Opdracht 3

• 1 haar werkstuk op tijd in te leveren = lv
• 2 haar werkstuk zo snel mogelijk na te kijken = lv
• 3 zijn bedrijf in Nederland te vestigen = bijv.bep → besluit
• 4 de rol van tovenaar van Oz te spelen = lv
• 5 Rondsnuffelend in de muziekzaak = bwb
• 6 Altijd alleen te zijn = ow

 H.3 Grammatica Formuleren 

opdracht  3

Opdracht 3

• 7 ongezond te eten = bijv.bep → gewoonte
  
• 8 de penicillinekuur af te maken = lv
  
• 9 de vernielingen te hebben aangericht = vv
  
• 10 Door telkens ruzie te zoeken = bwb
  
• 11 geen vat te hebben op de kleine criminaliteit = lv
  
• 12 een afspraak te maken met de Voedsel- en Warenautoriteit = vv
  
• 13 in het huwelijk te treden met Penelope = bijv.bep → voornemen

H. 4 grammatica - beknopte bijzinnen 

Een bijzin zonder onderwerp en persoonsvorm heet een beknopte bijzin (bekn.bz).

Het verzwegen onderwerp van zo’n beknopte bijzin kun je meestal afleiden uit de hoofdzin.

In plaats van de persoonsvorm bevat de beknopte bijzin een voltooid deelwoord (vd), een onvoltooid deelwoord (od) of ‘te + infinitief’ (te + inf). Beknopte bijzinnen zijn evenals andere bijzinnen zinsdeel of zinsdeelstuk in een grotere zin.

 

 

  

  

H. 4 grammatica - beknopte bijzinnen 

Een beknopte bijzin is een bijzin waarin het onderwerp ontbreekt en de plaats van de persoonsvorm door een deelwoord of infinitief wordt ingenomen.                    (a) -zinnen: volledige bijzin, de (b) -zinnen: de ermee corresponderende beknopte bijzin:

(1a) Clara antwoordde me [dat ze Frans niet kende].

(1b) Clara antwoordde me [Frans niet te kennen].

(2a) [Nadat we het paleis bezichtigd hadden], gingen we eten.

(2b) [Na het paleis bezichtigd te hebben], gingen we eten.

 

 

 

  

  

SLIM LEREN

                          Oefenprogramma

                 inloggen

                               opdrachten maken

HUISWERK 

Hoofdstuk 4. grammatica zinsdelen

Lees de theorie op blz. 160.

Maak opdracht 3  

op blz. 161  in het boek.