TopTaal A1A2 19 april



De woorden van thema 12, taak 1,
herhaling enkelvoud/meervoud en de voltooide tijd
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



De woorden van thema 12, taak 1,
herhaling enkelvoud/meervoud en de voltooide tijd

Slide 1 - Slide

Welk ....................... heb je voor de antieke tafel betaald?
A
regelmatig
B
bedrag
C
hetzelfde
D
verschillend

Slide 2 - Quiz

Biologie is een interessant ....................
A
vak
B
prestatie
C
de meester
D
ontwikkeling

Slide 3 - Quiz

Steeds meer auto's zijn elektrisch. Dat is een goede ..........................!
A
spelletje
B
geschiedenis
C
ontwikkeling
D
verplicht

Slide 4 - Quiz

De kinderen in Engeland dragen nog steeds een .................... op school.
A
anders
B
uniform
C
ding
D
hetzelfde

Slide 5 - Quiz

Moet je een helm dragen op de brommer? Ja , dat is .......................
A
religie
B
gymnastiek
C
de prestatie
D
verplicht

Slide 6 - Quiz

Als de kinderen taal en rekenen hebben gehad, mogen ze een uurtje ........................
A
verschillend
B
hetzelfde
C
knutselen
D
anders

Slide 7 - Quiz

Er worden veel nieuwe huizen .................... in het dorp.
A
gerekend
B
gebouwd
C
regelmatig
D
verplicht

Slide 8 - Quiz

Ga je wel eens naar de Action? Ja hoor, ik ga er .......................... naartoe.
A
regelmatig
B
verschillend
C
schoolreisje
D
rekenen

Slide 9 - Quiz

Het vak .......................... gaat over het leven van planten en dieren.
A
aardrijkskunde
B
geschiedenis
C
biologie
D
rekenen

Slide 10 - Quiz

Optellen, aftrekken en delen doe je bij het vak ........................
A
geschiedenis
B
tekenen
C
gymnastiek
D
rekenen

Slide 11 - Quiz

Veel leerlingen vinden ...................... een leuk vak, omdat ze kunnen rennen en spelen.
A
rekenen
B
biologie
C
geschiedenis
D
gymnastiek

Slide 12 - Quiz

Iedereen mag geloven in wat hij of zij wil. Er is vrijheid van .......................
A
prestatie
B
religie
C
het ding
D
de ontwikkeling

Slide 13 - Quiz

Op de basisschool werken meer juffen dan ......................
A
meesters
B
spelletjes
C
anders
D
groepen

Slide 14 - Quiz




Herhaling: enkelvoud en meervoud

Slide 15 - Slide

Eén roos
twee .....................

Slide 16 - Open question

Eén bril
twee ....................

Slide 17 - Open question

Eén reis
twee .................

Slide 18 - Open question

Eén gesprek
twee ........................

Slide 19 - Open question

Eén ei
twee ........................

Slide 20 - Open question

Eén geloof
twee ........................

Slide 21 - Open question

Eén aardappel
twee .........................

Slide 22 - Open question

Eén taxi
twee ..................

Slide 23 - Open question

Eén weg
twee ......................

Slide 24 - Open question

Eén paraplu
twee .....................

Slide 25 - Open question

Eén koe
twee .........................

Slide 26 - Open question

Eén blad
twee .....................

Slide 27 - Open question

Voltooide tijd
(perfectum)

Slide 28 - Slide

De hond ......... de hele nacht .......... (blaffen)
A
hebt, geblavt
B
heeft, geblaft
C
is, geblaft
D
hebben, geblafd

Slide 29 - Quiz

De cursisten ............. alle vragen .............. (beantwoorden)
A
hebben, beantwoord
B
heeft, beantwoord
C
hebben, gebeantwoord
D
heeft, gebeantwoordt

Slide 30 - Quiz

Je ............. het mij ..............! (beloven)
A
hebt, gebeloofd
B
heeft, beloofd
C
bent, gebeloofd
D
hebt, beloofd

Slide 31 - Quiz

In de nacht ........... de brandweer een katje uit een boom ............. (redden)
A
hebben, geredde
B
hebben, gered
C
heeft, geredt
D
heeft geret

Slide 32 - Quiz

....... jij al met de docent ...........? (praten)
A
Heeft, geprat
B
Heeft, gepraat
C
Hebt, geprat
D
Heb, gepraat

Slide 33 - Quiz

Het heeft gisteren hard .............. (waaien)

Slide 34 - Open question

Karel de Grote heeft lang .............. (leven)

Slide 35 - Open question

De leerlingen hebben hard voor de toets ........... (leren)

Slide 36 - Open question

Ik heb de ouders van mijn schoonzoon ............ (ontmoeten)

Slide 37 - Open question