les 2.1 Atoombinding

2.1 Atoombinding
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.1 Atoombinding

Slide 1 - Slide

Planning
  • 2.1 Atoombinding
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven)

Slide 2 - Slide

2.1 atoombinding
  • Je kunt een beschrijving geven van een atoombinding.
  • Je kunt moleculaire stoffen herkennen aan de atomaire samenstelling (formule).
  • Je kunt een structuurformule omzetten in een molecuulformule en andersom. Hierbij maak je gebruik van de covalentie van de atomen.
  • Je kunt het verbreken en vormen van een atoombinding in verband brengen met chemische reacties. 

Slide 3 - Slide

Moleculaire stoffen
Stoffen kunnen worden ingedeeld in drie groepen:
  • Metalen
  • Zouten
  • Moleculaire stoffen

Slide 4 - Slide

Moleculaire stoffen
  • Moleculaire stoffen: zijn opgebouwd uit moleculen die bestaan uit alleen niet-metaal atomen. 
  • Bijvoorbeeld: water (H2O) en zuurstof (O2) = molecuulformule

Slide 5 - Slide

atoombinding
  • Atoombinding/covalente binding: een binding die door een gemeenschappelijk elektronenpaar wordt gevormd.
  • Gemeenschappelijk elektronenpaar: wanneer twee atomen één of meer valentie-elektronen met elkaar delen, hierdoor verkrijgen de atomen de edelgasconfiguratie. 

Slide 6 - Slide

atoombinding
  • Covalentie: het aantal atoombindingen dat een niet-metaalatoom kan aangaan.
  • De covalentie kan je afleiden uit binas tabel 99: het aantal plaatsen dat het niet-metaalatoom verwijderd is van edelgassen, is gelijk aan de covalentie. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

structuurformule
  • structuurformule: laat zien hoe atomen in een molecuul onderling door middel van atoombindingen zijn verbonden. 
  • Met behulp van covalenties is het mogelijk om een molecuulformule om te zetten in een structuurformule. 
  • Atoombinding wordt weergeven als een streepje. 

Slide 9 - Slide

structuurformule

Slide 10 - Slide

structuurformule

Slide 11 - Slide

structuurformule
Opdracht: teken de structuurformule van HCN

Slide 12 - Slide

structuurformule
Opdracht: teken de structuurformule van HCN

Slide 13 - Slide

chemische reacties
2 H2O(l) → 2 H2(g) + O2(g)
            VS
H2O(l) → H2O(g)

Slide 14 - Slide

chemische reacties
Opdracht: geef de reactievergelijking van de ontleding van water in structuurformules

Slide 15 - Slide

systematische naamgeving
  • Systematische naam/rationele naam: de scheikundige naam (die volgens afspraken is opgesteld)
  • Triviale naam: naam van de stof die in dagelijks leven wordt gebruikt (binas tabel 66a) Tabel 4 blz 78 in je boek moet je uit je hoofd leren. 
  • tabel 5 in je boek (blz 78): ezelsbruggetje!
  • Systematisch: diwaterstofmono-oxide. Triviale naam: water.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende atoomsoort te zetten.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op -‘ide’

Slide 18 - Slide

Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende atoomsoort te zetten.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op -‘ide’

Slide 19 - Slide

Dus, samengevat: 
Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende stof te zetten.
  • CO2: koolstofdioxide
  • CO: koolstofmono-oxide
‘mono’ wordt nooit bij het eerste atoom in de molecuulformule vermeld. 
  • Dus koolstofmono-oxide ipv monokoolstofmono-oxide.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op ‘ide’.
  • PCl3: fosfortrichloride
  • SO2: zwaveldioxide
  • H2S: diwaterstofmonosulfide

Slide 20 - Slide

systematische naamgeving
let op: soms worden alle voorvoegsels weggelaten, omdat beide atoomsoorten covalentie 1 hebben, en er dus maar één molecuulformule mogelijk is. 

Slide 21 - Slide

Wat is de systematische naam voor CO2
Wat is de systematische naam voor CO2
A
dikoolstofoxide
B
koolstofmono-oxide
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 22 - Quiz

Wat is de systematische naam van:

SO3
A
Monozwaveltrizuurstofide
B
Zwaveltrioxide
C
Trizwaveltrizuurstof
D
Trizwaveloxide

Slide 23 - Quiz

Wat is de systematische naam van:
CF4
A
Koolstoftetrafosfide
B
Koolstofpentafluoride
C
Koolstoftetrafluoride
D
Monokoolstoftetrafluoride

Slide 24 - Quiz

Wat is de systematische naam van
?
H2S
A
Diwaterstofmonosulfaat
B
Diwaterstofsulfaat
C
Diwaterstofsulfide
D
Diwaterstofmonosulfide

Slide 25 - Quiz

Wat is de systematische naam van
?
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 26 - Quiz

Wat is de systematische naam voor H2O2
Wat is de systematische naam voor H2O2
A
Water
B
Waterstof
C
waterstofperoxide
D
di-waterstof-di-oxide

Slide 27 - Quiz

maken: 2 t/m 5 en 7 t/m 12 (vanaf blz 79)

Slide 28 - Slide

2
  • Een molecuul methaan is opgebouwd uit één C-atoom en vier H-atomen. Beide atoomsoorten behoren tot de niet-metalen.

Slide 29 - Slide

3
  • a. Een atoombinding ontstaat doordat twee atomen een valentie-elektron met elkaar delen. Dit resulteert in een gemeenschappelijk elektronenpaar.
  • b. covalente binding

Slide 30 - Slide

3
  • a. Een atoombinding ontstaat doordat twee atomen een valentie-elektron met elkaar delen. Dit resulteert in een gemeenschappelijk elektronenpaar.
  • b. covalente binding

Slide 31 - Slide

4

Slide 32 - Slide

5
  • Zestien. In het molecuul zijn acht atoombindingen aanwezig. Een atoombinding is een
  • gedeeld elektronenpaar met twee elektronen per paar. Hieruit volgt: 8 × 2 = 16 elektronen.

Slide 33 - Slide

7
  • a. PCl3
  • b. CS2
  • c. C2H6O

Slide 34 - Slide

8
  • a. PCl3
  • b. CS2
  • c. C2H6O

Slide 35 - Slide