,

Investeren Vergrijzing Pensioenstelsel

Welko
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welko

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deel 1

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
  • startopdracht
  • Bespreken par 2,3 en 4
  • afsluiting

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Link

This item has no instructions

Startopdracht
  1. Waarom verkoopt Phillips het bedrijfsonderdeel van huishoudelijke apparaten?
  2.  Welk voordeel heeft het Chinese bedrijf Hillhouse Capital door 700 mln te betalen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 2
Leerdoel:
Je kunt toelichten waarom bedrijven investeren



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren
Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren. 
De winst of verlies door een investering noemen we rendement op. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De R&D afdeling van Sockie BV moet kiezen tussen twee investeringen voor een nieuwe machine zodat er meer sokken gemaakt kunnen worden. Welke investering zou jij kiezen?
A) Levert voor het eerst na 3 jaar een positief rendement op van €50.000
B) Levert voor het eerst na 4 jaar een positief rendement op van €110.000
Investering A
Investering B

Slide 8 - Poll

This item has no instructions

Innovatie

De ontwikkeling van een nieuw product of een nieuwe manier van produceren noemen wij innovatie.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Een basisinnovatie is een

A
idee dat de basis vormt voor een innovatie
B
innovatie dat het productieproces kan verbeteren
C
innovatie waarbij het product wordt vernieuwd
D
een innovatie die andere innovaties mogelijk maakt

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Paragraaf 3

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Waar staat AOW voor?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Sparen
AOW
Pensioen van pensioenfonds
Lijfrente-verzekering

Slide 13 - Drag question

het is een taart ieder heeft altijd een bodem --> aow

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vergrijzing 2015
Vergrijzing 2040

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De gevolgen van Vergrijzing
Er komen meer AOW'ers door de vergrijzing. 
1) Hierdoor worden de uitgave groter 
2) de zorgkosten worden steeds hoger

Oplossingen:
Leeftijdgrens verhogen
AOW-uitkering verlagen
AOW-premie verhogen


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen reden om het pensioenstelsel te veranderen?
A
vergrijzing
B
doordat werkenden niet meer hun hele leven bij dezelfde werkgever werken
C
Ouderen steeds meer uitgeven
D
aantal werkenden neemt af

Slide 17 - Quiz

plaatje levensopbouw meer ouderen dan jongeren curve 
Kapitaaldekkingsstelsel

De ingelegde premies worden gespaard en belegd. De opbrengst wordt in de toekomst uitgekeerd.
Omslagstelsel

Premies en belastingen worden gebruikt om direct uitkeringen te betalen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Het omslagstelsel
Het kapitaaldekkingstelsel
Sparen
Het pensioen
AOW

Slide 19 - Drag question

levensverzekering: premie iedere maand, bij het pensioen volle uitkering
lijfrenteverzekering: premie iedere maand, bij pensioen periodieke uitkering
Deel 2

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Link

This item has no instructions

Startopdracht
1) Waarom investeert de chipfabrikant?
2) Wat wordt bedoelt met een monopolipositie?

Slide 22 - Slide

1) omdat de vraag groter is dan het aanbod
2) is een situatie waarin een product of dienst slechts door één (markt)partij wordt aangeboden

paragraaf 4

leerdoelen:
1) je kunt benoemen wat structurele uitgaven zijn
2) je kunt rekenen met het inkomsten, uitgave en bbp

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Begrotingstekort

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Structurele uitgaven
Structuur van de economie
Investeren in de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactoren

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

begrotingstekort

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel is de gemiddelde schuld per inwoner in Nederland?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

In de schulden
Begrotingstekort


Slide 28 - Slide

https://www.destaatsschuldmeter.nl/

Staatsschuld
  • een begrotingstekort = toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot= afname staatschuld

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Begrotingstekort  
  • Begrotingstekort = uitgaven > inkomsten
  • Geld lenen
  • Bezuinigen
  • Belastingen verhogen

  •  Geld lenen zorgt voor toename van de staatsschuld!

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

De EMU is...
A
de eurozone
B
de centrale bank van de EU
C
EU plus de landen die met de euro betalen

Slide 32 - Quiz

eurozone zijn de landen die de euro als valuta hebben

Verschil  EU              &            EMU

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Per land in Europa mag de staatsschuld niet boven de .....% komen.
A
60%
B
65%
C
30%
D
35%

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Groei & Stabiliteitspact (EMU)
EMU = Economische & Monetaire Unie (Eurolanden)

Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP

Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP
Staatsschuld (EMU-schuld) kleiner dan 60% van BBP

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Oefenopgave
Van de overheidsfinanciën in 2019 is het volgende gegeven:

- de overheidsuitgaven zijn € 305 mld. (incl. aflossingen)
- de overheidsinkomsten bedragen € 292 mld.
- het begrotingstekort bedroeg 1,8% van het BBP
- er was een financieringsoverschot van € 10 mld

a) Bereken de omvang van het BBP in 2019.




Slide 36 - Slide


Begrotingstekort = € 13 mld (292-305)
Begrotingstekort is 1,8% van het BBP
⇒ BBP = 13 : 1,8 × 100 ≈ € 722 mld.


Begrotingstekort = € 13 mld (292-305)
Begrotingstekort is 1,8% van het BBP
⇒ BBP = 13 : 1,8 × 100 ≈ € 722 mld.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

This item has no instructions